Blik op hulp

“Adolescentenstrafrecht en transitie bieden perspectieven voor 18-jarigen”

“Adolescentenstrafrecht en transitie bieden perspectieven voor 18-jarigen”
oktober 06
12:35 2014
Adolescentenstrafrecht transitie jeugdzorg Sanne Verwaaijen

Dr. Sanne Verwaaijen

Als we de kans aangrijpen, dan biedt het samenkomen van de jeugdzorg en de volwassenenzorg bij de gemeentes een kans om de knip die op de achttiende verjaardag van een jongere in de hulpverlening ontstaat, te vermijden. Dat was de strekking van het betoog van Dr. Sanne Verwaaijen, bestuurder van de Conrisq groep op het landelijk symposium “18 jaar… en hoe dan verder?” dat onlangs in Zwolle gehouden werd.

“Maar dan moeten hulpverleners wel over de grenzen van hun taken heen durven kijken en zich daarin gesteund weten door hun organisatie”, stelt Verwaaijen. “Ook het adolescentenstrafrecht kan houvast bieden voor het doorbehandelen van jongeren die weliswaar meerderjarig zijn, maar een lagere sociaal-emotionele leeftijd hebben”.

Adolescentenstrafrecht

“Sommige jongeren van net achttien hebben een kwetsbaar bestaan en hebben een voorwaardelijke straf boven het hoofd hangen”, zo weet Verwaaijen, die onder meer de verantwoordelijkheid voor een TBS-kliniek en een gesloten jeugdzorginstelling draagt uit ervaring. “Als zo’n jongere dan net eindelijk weer op school zit en een reclasseringsambtenaar die voorwaardelijke straf wil laten uitzitten omdat hij een half uur te laat op een afspraak kwam, dan is dat vanuit het perspectief van die reclasseringsambtenaar begrijpelijk. Die doet wat hij geacht wordt te doen. Maar het helpt noch de jongere, noch de maatschappij omdat een gevangenisstraf de opleiding waar we ons veel pijn en moeite voor hebben moeten doen om hem erop te krijgen, doorkruist”.

Het adolescentenstrafrecht biedt daar volgens de bevlogen bestuurder perspectief in. “Laten we het niet misbruiken om jongvolwassenen volwassen straffen te geven, maar om meerderjarigen die een vertraagde ontwikkeling kennen, goed te behandelen en begeleiden. We weten uit onderzoek dat het brein pas is rijp als mensen 26 zijn. Dus als je als rechter voor het adolescentenstrafrecht gaat, zorg dan dat je ook behandeling en begeleiding aanbiedt”.

Verwaaijen blijkt voorbeelden te over te hebben van situaties waarin toepassing van het adolescentenstrafrecht op meerderjarige jongeren, baat zou kunnen hebben. “Jongeren komen uit de jeugdzorg of jeugd-GGz en zijn er vaak niet erg genoeg aan toe om in de volwassenenpsychiatrie terecht komen. Vaak moet het dan eerst escaleren voordat ze in de volwassenenpsychiatrie terecht komen en dan is de vraag of ze al niet zo beschadigd zijn dat je daar vervolgens niet zo heel veel meer kunt”.

Behalve in het adolescentenstrafrecht, schuilt volgens Verwaaijen ook in de transitie van de jeugdzorg en de invoering van de Wmo een mogelijkheid om de zorg voor jongeren die achttien worden, beter te regelen. De gemeente wordt immers integraal verantwoordelijk. “Dat is een hele belangrijke”, aldus Verwaaijen. “De gemeente wordt probleemhebber en probleemhouder. Dat is een kans. Als de gemeentes in de jeugdzorg niet goed interveniëren, dan blijven ze ook verantwoordelijk voor de gevolgen als zo’n jongere volwassen wordt. Dat ligt dan ook op je bordje als gemeente. Dat biedt mogelijkheden omdat gemeentes hierdoor ook na de achttiende verjaardag van een jongere het gezin centraal kan blijven stellen”.

Op dit moment krijgen jeugdzorg organisaties immers simpelweg geen financiering als een jongere achttien wordt. Verwaaijen: “De meeste hulpverleningsorganisaties gooien zo’n jongere dan niet meteen de straat op, maar verlenen in zo’n geval dus wel op eigen kosten hulp omdat daar geen financiering tegenover staat. Grote hulpverleningsorganisaties kunnen dat, maar veel kleinere organisaties kunnen die kosten niet dragen”.

Professionele verantwoordelijkheid

Het adolescentenstrafrecht en de op handen zijnde stelselwijziging bieden dus mogelijkheden, maar dan moeten organisaties en uitvoerend werkers die kansen wel aangrijpen. “Wij hebben als professionals de kennis en de professionele vaardigheden om vrijwilligers en andere professionals te ondersteunen in het aansluiten bij de leefwereld van cliënten. Breng je expertise van achteraan in de keten, naar de frontlijn-werkers en vrijwilligers. We hebben daar een verantwoordelijkheid in. Je kunt het vanuit professioneel opzicht niet maken om met je armen over elkaar te gaan zitten wachten tot het fout gaat. We moeten proberen zorgvraag en zorgaanbod zo snel mogelijk bij elkaar te laten komen. Niet zwaarder, maar zeker ook niet lichter dan nodig”, zo stelt Verwaaijen.

Behalve het nemen van professionele verantwoordelijkheid, is er nog een andere gewoonte die professionals zich volgens Verwaaijen eigen zouden moeten maken: verder kijken dan je neus lang is. “We hebben de zorg zo geregeld dat iedereen zijn eigen tuintje wiedt en als iedereen dat doet, dan is het hele straatje schoon. Althans, dat lijkt de gedachte te zijn, maar zo wérkt het niet! Mensen kunnen toch niet opgeknipt worden in een stukje schuld, een stukje school, een stukje seks, een stukje werk…? Mensen hebben niet op slechts één levensterrein problemen. Het geheel is meer dan de som der delen. Daarom moeten we, ondanks professionele grenzen en concurrentie, toch over de grenzen van ons eigen vak en onze eigen organisatie heen, samenwerken”.

“Regel dat gewoon”

Om te voorkomen dat haar oproep tot samenwerking een open deur lijkt, zet ze haar pleidooi kracht bij met een voorbeeld. “Onlangs overleed er een moeder nadat haar zoon die bij ons in de zorg zat, net achttien was geworden. Het was een sociaal zwak gezin en hij erfde een negatief fortuin van zijn moeder. Daardoor werd hij het huis uitgezet waar hij met moeder woonde. Verder moest hij €250 ophoesten om de erfenis te verwerpen. Maar dat geld had hij dus niet. Hij had geen kleren om naar de begrafenis van zijn moeder aan te trekken. Op zo’n moment moet je handelen. Régel dat nou gewoon! Onze Intensieve Thuisbegeleidster heeft toen kleren met hem gekocht en bovendien geïntervenieerd bij de woningbouw, bij het afstand doen van de erfenis en het starten van een opleiding. Dat was strikt genomen niet haar werk, maar het moest wel dringend gebeuren. Die knul zat in een kluwen van ellende en er moest gewoon iemand een draadje van die kluwen losknippen zodat de boel uit de war raakte. Zijn ITB-er heeft hem daarbij geholpen en de organisatie steunde haar daarin”. Toen ze hem echter bij wijze van spreken bijna in huis wou nemen, haalde de organisatie haar echter van de begeleiding van deze jongen af. “Dat zou professionele grenzen overschrijden”, licht Verwaaijen toe. “Dat was voor de ITB-er overigens ook een opluchting. Maar het punt is dat als je het een individuele professional verbiedt, je als organisatie dan wel een oplossing moet bieden waar de cliënt daadwerkelijk mee geholpen is”. De praktijk blijkt echter vaak log en professionals blijken veelal vastgeraakt in patronen. Verwaaijen roept echter op tot pragmatisme: “Als een jongere die zwerft geen uitkering krijgt omdat hij geen paspoort heeft en geen paspoort kan betalen omdat hij geen geld heeft, dan moet je daar als organisatie iets mee. Als je met een paar tientjes die cirkel kunt doorbreken, dan ligt daar dus een taak voor je. Regel dat”.

Interessant artikel? Meld je dan nu aan voor de gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets!

Soortgelijke artikelen