
Digitaal pesten is een gecompliceerd en hardnekkig probleem. Eén op de drie jongeren tussen de twaalf en achttien was ooit al eens slachtoffer. Twintig procent maakte zich wel eens schuldig aan digitaal pesten. Dr. Justine Pardoen van Bureau Jeugd en Media legde onlangs voor een zaal vol hulpverleners en leerkrachten uit hoe digitaal pesten voort kan komen uit Whatsapp-groepsdruk of door het doorsturen van een foto.
Digitaal pesten
Het woord “cyberpesten” wordt veel gebruikt in de media, maar niet door kinderen. “Die kennen dat woord vaak helemaal niet. Wel ‘digitaal pesten’ of ‘online pesten’. Het internet en het overal beschikbaar zijn daarvan, is voor de jeugd van vandaag een volstrekte vanzelfsprekendheid”, zo zegt Pardoen. “Aanwezig zijn op het internet hoort gewoon bij het burgerschap anno 2014, digitaal meedoen is een vorm van macht. Het is dus niet slecht dat jongeren op internet zijn, integendeel. Als media goed gebruikt worden, is het juist goed voor de ontwikkeling. Het draait allemaal om meedoen. Het is belangrijk je te realiseren dat pubers niet verslaafd zijn aan social media, maar aan elkaar. Het internet is daar een middel in. Internet verbindt alles met alles. Dat hebben we soms niet in de gaten en de jeugd al helemaal niet, omdat het voor hen vanzelfsprekend is. Ze hebben niet het gevoel dat ze op het internet zitten met hun smartphone. Ze zitten gewoon te kletsen met elkaar. Ze gebruiken het omdat het kan. En daarom gaan er ook dingen fout. Want als het zo gemakkelijk is om te doen, hoe kan het dan niet goed zijn, zo lijken kinderen vaak te redeneren”.
Escalatieladder
Net als in de echte wereld, zijn er verschillende soorten aanvaringen die een kind online met anderen kan hebben. Pardoen wil dat dan ook niet allemaal digitaal pesten noemen. Vervelende online ervaringen met andere kinderen kunnen op een soort van escalatieladder geplaatst worden. Zo kan er sprake zijn van digitaal plagen, via internet of smartphone, zonder dat daarbij de intentie aanwezig is om schade aan te richten. In een digitale ruzie hebben twee kinderen een aanvaring, maar zijn de machtsverhoudingen nog gelijk. Er is dan geen sprake van een duidelijke dader en een duidelijk slachtoffer. Ernstiger wordt het echter wanneer er sprake is van een digitale aanval: “Dan gaat het om een éénmalig vijandig incident. Dat noemen we ook nog geen digitaal pesten, omdat het niet herhaaldelijk plaatsvindt. Van digitaal pesten is sprake wanneer kinderen opzettelijk en stelselmatig via internet of smartphone een ander kind proberen te schaden of kwetsen. Al dit soort problemen zijn nog lang niet in het vizier van volwassenen die met kinderen werken”.
Exit Facebook
“Pubers zitten niet meer zoveel op Facebook, want daar zitten wij, de volwassenen, ook”, zo vertelt de media-expert. Waar ze dan wel zitten? “Whatsapp. Meer dan driekwart van de jeugd geeft aan Whatsapp het meest te gebruiken van alle sociale media”. In deze applicatie vormen zij besloten groepen met elkaar, waardoor met iedereen die in zo’n groep zit tegelijk gecommuniceerd kan worden in de vorm van tekstberichten, foto’s en video’s. Wat er vervolgens gebeurt is niet veel anders dan in de offline- wereld. “Waar groepen mensen bij elkaar zijn, daar krijg je groepsdruk en via groepsdruk ontstaat pestgedrag. De rol van ‘whatsapp-groepsdruk’ is een belangrijke oorzaak van het ontstaan en in stand houden van pestgedrag”.
Op hoe die online groepsdruk tot stand komt heeft Pardoen een uitgesproken visie, die terugvoert op universele menselijke behoeftes: “Mensen hebben twee behoeftes. Ten eerste willen we graag helpen als iemand in nood is. Maar daarnaast willen we ook niet anders zijn dan andere mensen. Die twee behoeftes clashen. Dat geldt ook voor whatsapp groepen. Kinderen grijpen niet in, omdat ze bang zijn om op te vallen, waarop zij dan weer zelf de klos zouden kunnen worden. Een oplossing zou dan kunnen zijn om in zo’n situatie de alternatieven te bespreken met kinderen. Wat zou je verder kunnen doen? Een vriendinnetje erbij halen? Een volwassene erbij halen? Rechtstreeks op de persoon zelf afgaan en bevestigen dat je ziet wat er gebeurt en dat je dat heel beroerd voor hem of haar vindt? Met name dat laatste scheelt voor een slachtoffer al enorm”.
Verschillen
Toch zijn er, ondanks de overeenkomsten, ook belangrijke verschillen tussen digitaal pesten en pesterijen buiten het internet om. Het belangrijkste verschil is dat digitaal pesten in de helft van de gevallen door een anonieme dader plaatsvindt. Bovendien gaat het 24 uur per dag, zeven dagen per week door. Pardoen: “Waar je offline pesters uit de weg kunt gaan, kan dat online niet. Ze kunnen je op elk moment, óók ’s nachts of als je op vakantie bent, een sms- of whatsapp-bericht sturen of een nare Facebookpost plaatsen”. Het ‘cockpit-effect’ is volgens de Amsterdamse mediadeskundige eveneens een belangrijk verschil van digitaal pesten ten opzichte van gewoon pesten: “Als je iets doet, en je je niet realiseert dat je iets teweeg brengt bij de ander omdat er een scherm tussen zit, dan doe je dat net even iets gemakkelijker omdat de ander het niet ziet. De gevolgen van je gedrag zijn niet onmiddellijk zichtbaar. Dat biedt de veiligheid voor de dader die ervoor nodig is om net dat stapje verder te gaan”. Omdat het zich steeds vaker in besloten netwerken afspeelt dan voorheen, wordt digitaal pesten steeds minder gemakkelijk opgemerkt. Meer dan de helft van de slachtoffers kaart zijn of haar probleem niet op eigen initiatief aan bij steunfiguren.
Verbaal pesten
Veelal is digitaal pesten verbaal pesten. Kinderen sturen elkaar berichten en daarop wordt dan over en weer gereageerd. Pardoen: “De intentie van de ander is daarbij niet zo relevant. Het gaat om de interpretatie die de ontvanger aan het bericht geeft. Bij jongeren zie je dan ook vaak dat beide kanten van de discussie de bedoeling van de ander vaak verkeerd begrijpen, doordat de één betekenis geeft aan de geschreven tekst van een ander. Maar die ander bedoelde dat dan helemaal niet”. Dat verklaart dan ook vechtpartijen die spontaan uitbreken op het schoolplein. “Daar gaan regelmatig verbale vijandigheden via sociale media aan vooraf”.
Digitale verkrachting
Digitaal pesten is niet altijd verbaal pesten. Er worden ook vaak beelden gebruikt in de vorm van filmbeelden of foto’s. In extreme gevallen kan dat zelfs leiden tot digitale verkrachting. Kinderen worden dan door anderen onder druk gezet om seksuele handelingen te verrichten voor een webcam of er worden (al dan niet zelf gemaakte) naaktfoto’s van hen verspreid.
Dat laatste, wat ook wel “sexting” genoemd wordt, is volgens Pardoen op zichzelf genomen niet het probleem. Pardoen: “We zien dat het heen en weer sturen van naaktfoto’s vaak gebeurt binnen een vaste relatie. Het probleem ontstaat als de beelden buiten die relatie verspreid worden. Dat gebeurt soms als vorm van digitaal pesten of uit wraak, maar ook doordat iemand de foto van zijn vriendinnetje trots doorstuurt naar een vriendje. Dat komt echt heel veel voor, maar het kan ook heel schadelijk zijn. Je zoekt namelijk verbinding met de ander door te delen. Wanneer je iets ziet wat je heel grappig, opwindend of erg vindt en je deelt dat, dan schept dat een band. Jongeren delen vaak héél snel iets, ook wanneer ze dat erg vinden. Ze realiseren zich niet dat ze daardoor iemand beschadigen. Er is dus lang niet altijd sprake van kwaadaardig daderschap. Maar privé bedoelde beelden die op die manier bij anderen terecht komen, die voelen voor het slachtoffer wel echt als verkrachting. Wanneer je dus als professional te maken krijgt met pubers die hiervan slachtoffer zijn geworden, dan zou je ze ook als verkrachtingsslachtoffer moeten benaderen”.
Kwetsbare groepen blijken met name meiden tussen de elf en vijftien jaar die geen positieve vaderrol in hun omgeving hebben. Ook voormalige slachtoffers van seksueel misbruik worden gemakkelijk slachtoffer. Jongens van rond de 17, die niet zelden vragen hebben bij hun geaardheid, passen eveneens in het profiel van digitale verkrachtingsslachtoffers. Vaak worden ze daarbij gechanteerd.
Revenge of the nerds
Er blijkt sprake van een verwevenheid van pest-rollen in de digitale en de ‘echte’ wereld. Zo lopen offline pesters meer kans om slachtoffer te worden van digitaal pesten. Pardoen: “Digitale pesters zijn vaker vaardiger met internet en zijn zelf vaak slachtoffer geweest van offline pesten. Dat noemen we de revenge-of-the-nerds-hypothese. Ze kunnen zich moeilijk weren in het echte leven en slaan dan terug via digitaal pesten”. Dat kan gebeuren via het hacken van accounts, virussen versturen, schelden of een porno-bombardement. Het openbaar maken van vertrouwelijke informatie, identiteitsdiefstal, het verspreiden van geruchten of het oprichten van een haatsite zijn daarnaast veelvoorkomende methoden om iemand digitaal te pesten.
Aanpak digitaal pesten
Pesten is een sociaal proces dat kan gedijen in een pestcultuur, die op zijn beurt weer ontstaat doordat er niet tegen wordt opgetreden en de dader ermee weg komt. Maar hoe pak je digitaal pesten dan het best aan?
“Om te beginnen door er blijvende aandacht voor te hebben, zowel op school als thuis. Daarnaast moet er aan media-wijsheid gewerkt worden. Práát met kinderen over wat het allemaal is, dat je daar iets van vindt en dat je dat omzet in handelen”.
Digitaal pesten zou daarnaast moet aansluiten bij wat er op scholen over pesten verteld wordt en op wat er met mediawijsheid gebeurt. Scholen zouden volgens Pardoen dan ook meer aandacht moeten besteden aan een geïntegreerde aanpak van fysiek- en digitaal pesten en sociale media moeten opnemen in het veiligheidsplan van de school.