Hoogbegaafdheid: kiezen tussen talenten of juist niet?
On 14/10/2021 by Redactie StandardNoks Nauta geeft een inkijkje in de wereld van hoogbegaafden. Zij is als erebestuurslid en wetenschappelijk medewerker verbonden aan het Instituut Hoogbegaafdheid Volwassenen en heeft diverse boeken over hoogbegaafdheid geschreven. Eén van de conclusies die zij trekt is dat hoogbegaafde mensen soms geholpen kunnen zijn door te begrijpen dat ze vele talenten tegelijk hebben. Terwijl anderen soms menen dat ze dan zouden moeten kiezen, meent Nauta dat dat geen recht doet aan de hoogbegaafde die vaak juist floreert bij het inzetten van meerdere talenten tegelijk. Noks is één van de sprekers op de zesde editie van het jaarlijkse congres over hoogbegaafdheid, waarvan Blik op Hulp mediapartner is.
Hoogbegaafdheid is geen diagnose
Laten we beginnen met het begrip ‘hoogbegaafdheid’, want wanneer noemen we iemand nou eigenlijk hoogbegaafd? “Er zijn veel verschillende definities en modellen, er is geen consensus over. Het is geen diagnose. In Nederland gebruiken we vaak het Delphimodel Hoogbegaafdheid van Kooijman–van Thiel uit 2008”, legt Nauta uit, “hoogbegaafdheid is daarin beschreven als een set van kenmerken en eigenschappen waar een hoge intelligentie een onlosmakelijk onderdeel van is. Statistisch hebben we afgesproken dat we mensen met de hoogste 2% scores op een intelligentietest hoog intelligent noemen. Hoogbegaafd is een wat bredere omschrijving”.
Hoogbegaafden denken anders
Hoogbegaafden zijn volgens Nauta per definitie hoog intelligent, ze denken onder andere snel en complex. Ze voelen van jongs af aan dat ze ‘anders’ denken dan gemiddeld. “Als hoogbegaafde heb je een aantal kenmerken die je hele leven kleuren”, vertelt ze, “je denkt snel en complex, je neemt hoogsensitief waar, je voelt in veel schakeringen tegelijk, je bent autonoom, je willen is nieuwsgierig en je doen is scheppingsgericht, zo beschrijft het Delphimodel Hoogbegaafdheid van Kooijman – van Thiel. Er zijn hoogbegaafden, maar we weten niet welk deel van hen, die zich van jongs af aan ‘anders’ voelen. Ze leren helaas niet altijd hoe ze daar dan mee om kunnen gaan”.
Neem hoogbegaafdheid mee in het hulpverleningstraject
Doordat hoogbegaafden anders denken en voelen, vraagt dit om een aangepaste aanpak van hun eventuele problemen als ze bij een hulpverlener komen. “We kunnen natuurlijk alleen spreken over de verhalen die we kennen. We zien dat hoogbegaafden, los van de vraag of ze zelf al weten dat ze hoogbegaafd zijn, bij psychische problemen zelf vaak denken aan ADHD, autisme, depressie, angst, PTSS, en veel andere classificaties en combinaties daarvan. Vaak geeft het ze in eerste instantie rust als ze zo’n classificatie krijgen. Maar later blijkt nogal eens dat dat niets oplost als de hoogbegaafdheid niet wordt meegenomen in het traject”, vertelt Nauta. Volgens haar kunnen hoogbegaafden uiteraard, net als ieder ander, een psychische stoornis of ziekte hebben. Maar het kan ook zijn dat de diagnose, die gesteld wordt aan de hand van iemands klachten, niet de juiste is, omdat sommige symptomen wellicht voortkomen uit de hoogbegaafdheid. “In beide gevallen is het van belang om te weten of er kenmerken van hoogbegaafdheid zijn. Als in de begeleiding en behandeling de hoogbegaafdheid niet wordt meegenomen, begrijpen ze zichzelf nog steeds niet en zullen de klachten en het ontstaan ervan ook niet goed worden begrepen”.
Eerste kenmerken in levensloop
Om iemand die hoogbegaafd is op de juiste manier te ondersteunen, is het van belang dat de hoogbegaafdheid door de professional wordt opgemerkt. Maar op welke concrete signalen kunnen we letten? “Dat blijft een lastige vraag”, vertelt Nauta, “het hangt ook af van wat iemand al doorgemaakt heeft. Ik zie het al heel jong: de alertheid van baby’s, de nieuwsgierigheid, de vragen die peuters stellen en doorgaan om alles te willen weten. Kinderen die heel jong gaan lezen, snel patronen herkennen. Het schoolkind dat een echte voorsprong laat zien. Dat gaat dan positief door als er een gunstige omgeving is”.
“Is de omgeving niet gunstig, dan ga je juist de negatieve kanten zien. Het kind wordt lui, lastig, soms agressief. De prestaties hollen achteruit. Het kind kan fysieke klachten ontwikkelen. Hoe langer dat duurt, hoe ‘schever’ het gaat en dan zie je niet veel meer van de in aanleg positieve kenmerken van hoogbegaafdheid. Dat kan bij volwassenen steeds erger worden. Daarom is dat dan soms lastig te zien”. Er is volgens Nauta geen concreet lijstje met duidelijke signalen, belangrijk is vooral om de levensloop van een hoogbegaafde te begrijpen, en daarmee de kenmerken van hoogbegaafdheid te gaan herkennen die soms al ‘scheef gegroeid’ zijn. “Dan is het lastiger om de kenmerken die in aanleg positief zijn, nog te zien. Een conflict wordt dan bijvoorbeeld geduid als een trek van narcisme, terwijl de conflicten van hoogbegaafden vaak te maken hebben met hun verbeterdrang”.
Praat op gelijk niveau
Niet alleen het herkennen van de hoogbegaafdheid is belangrijk, ook het opbouwen van een goede relatie. “Een goede relatie tussen hulpverlener en hoogbegaafde cliënt is soms een uitdaging, zeker als de hoogbegaafde al diverse malen teleurgesteld is geweest in een hulpverlener”, vertelt Nauta. “Hulpverleners zeggen vaak dat zij met alle cliënten een goede relatie kunnen opbouwen. Maar hoogbegaafden zelf vertellen iets anders. Als er een groot gat zit tussen de intelligentie van de hulpvrager en de hulpverlener, dan is dat vaak moeilijk overbrugbaar. De hoogbegaafde voelt zich niet begrepen en verwacht iets anders dan de hulpverlener biedt. Sommigen hebben al een paar slechte ervaringen achter de rug. Dat maakt het nog lastiger”.
“Hoogbegaafden willen graag op gelijk niveau aangesproken worden, niet in de cliëntenrol”, licht Nauta toe. “Ze hebben vaak al van alles opgezocht en willen antwoorden op hun vragen en een gesprek op hun niveau. Ze hebben ook vaak meteen door als een verhaal van de hulpverlener niet klopt. Soms gaat het om een detail. Hoogbegaafde hulpzoekers worden nogal eens verkeerd begrepen en krijgen dan niet de kans om uit te leggen wat ze bedoelen. Dat leidt dan ook nog eens terug naar hun eigen traumatische ervaringen uit de jeugd”. Een goede behandelrelatie is essentieel voor een juiste ondersteuning. “Heb je als hulpverlener zelf geen affiniteit met hoogbegaafdheid, zoek dan een collega die dat wel heeft”, benadrukt Nauta.
Talenten en een positief zelfbeeld
“Ik vind het zelf van groot belang dat mensen hun talenten kunnen gebruiken en ontplooien. Sommige hoogbegaafden hebben heel veel verschillende talenten en weten dan niet wat te doen. De omgeving gelooft het ook niet altijd, dat dat kan, zoveel talenten tegelijk en het advies kan zijn dat ze moeten kiezen. De hoogbegaafde voelt zich dan niet serieus genomen en denkt “Hoezo kiezen?” Maar tegelijk moet je, ook met talenten, wel hard werken om prestaties te leveren”. Hierbij is het volgens Nauta belangrijk dat hoogbegaafden leren om te gaan met het anders zijn, zichzelf als zodanig leren accepteren en dat ze een positief zelfbeeld opbouwen. Daar kun je als professional bij helpen.
Op het jaarlijks congres over hoogbegaafdheid zal Noks Nauta meer vertellen over hoogbegaafden als hulpzoeker, en hoe je als professional hiermee in de praktijk kunt omgaan.
Dr. Noks Nauta is (niet-praktiserend) arts en psycholoog. Daarnaast is zij actief als erebestuurslid en wetenschappelijk medewerker bij het Instituut Hoogbegaafdheid Volwassenen (IHBV). Zij is auteur van diverse boeken over hoogbegaafdheid.
Interessant artikel? Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief!
Mee discussiëren over dit en andere artikelen kan in onze LinkedIn-groep.