Blik op hulp

Niet-Westerse leerling heeft meer gedragsproblemen

Niet-Westerse leerling heeft meer gedragsproblemen
april 13
15:42 2015
Foto: Erwyn van der Meer

Foto: Erwyn van der Meer

Kinderen in Nederland van niet-Westerse afkomst hebben vanaf het begin van de basisschool meer problemen met het aanpassen van hun gedrag en relaties met klasgenoten dan kinderen van oorspronkelijk Nederlandse afkomst. Dit concludeert Bouchra Ftitache in haar longitudinale promotieonderzoek onder basisschoolkinderen.

Gedrag en sociale ervaringen

Volgens zowel leerkrachten als medeleerlingen vertoonden kinderen van niet-Westerse migranten in het onderzoek relatief meer opstandig en regel overtredend gedrag, gedroegen zij zich in mindere mate pro-sociaal en hadden zij meer vervelende ervaringen met klasgenoten. Volgens de leerkrachten waren ze vaker het slachtoffer van pesten of agressie. Ftitache vond geen etnische groepsverschillen in de mate van hyperactief gedrag en emotionele problemen zoals angst. Zij zegt: “Er was een sterk verband tussen het innemen van een lage sociale positie in de klas en externaliserend gedrag. Dit verband bleek echter sterker te zijn voor kinderen van niet-Westerse migranten dan voor kinderen van Nederlandse afkomst.’’ Een andere belangrijke bevinding is dat leerkrachten dezelfde beoordelingscriteria toepassen voor het bepalen van de mate en ernst van probleemgedrag voor beide groepen kinderen. In haar proefschrift stelt zij dan ook dat het het feit dat leerkrachten meer probleemgedrag bij niet-Westerse leerlingen rapporteren, hoogstwaarschijnlijk niet voortkomt uit vooroordelen.

Ontwikkeling over de tijd

Ftitache onderzocht mogelijke verklaringen voor etnische verschillen in gedragsontwikkeling over de gehele schoolperiode van groep 3 tot en met groep 8, en op de Cito Eindtoets. Mogelijke verklaringen zijn volgens haar dat niet-Westerse kinderen mogelijk kwetsbaarder zijn voor (vormen van) sociale uitsluiting, wat de kans kan vergroten dat zij dan ook uitwijken naar het vinden van aansluiting bij andere groepen, bijvoorbeeld bij een etnisch vergelijkbare groep en/of een groep met een soortgelijke maatschappelijke positie, die het makkelijker maken om zich met elkaar te kunnen identificeren. Hoewel kinderen van niet-Westerse migranten meer moeilijkheden ervaren met gedrag op school, blijven de verschillen met kinderen van Nederlandse afkomst hetzelfde over de hele basisschoolperiode.

Gevolgen voor de praktijk

De bevindingen uit haar promotieonderzoek hebben praktische en theoretische implicaties voor onderzoekers, beleidsmakers, (school)psychologen, onderwijzers, en onderwijs- en gezondheidszorginstellingen die te maken hebben met etnisch diverse jeugd. Zo onderstreept Ftitache het belang van vroegtijdige preventieve interventies die erop gericht zijn om de sociale status en gedragsregulatie van kinderen van niet-Westerse migranten te verbeteren.

Ook zouden niet-Westerse migrantenkinderen baat kunnen hebben bij voor- of vroegschoolse interventieprogramma’s waarin ze getraind worden in het reguleren van hun eigen gedrag en aandacht, in hun Nederlandse taalbeheersing, en in het ontwikkelen van hun sociale vaardigheden. Ftitache: “Schoolprogramma’s zijn hierbij een efficiënte en kosteneffectieve methode”.

Delen van het proefschrift van Bouchra Ftitache zijn te lezen op de site van de Vrije Universiteit. Zij promoveert op 20 april 2015 op haar onderzoek.

Interessant artikel? Meld u dan nu aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets!

Soortgelijke artikelen