Specialistische hulp nodig voor therapeutische pleegkinderen
On 19/05/2015 by Redactie StandardVoor therapeutische pleegkinderen met ernstige emotionele, relationele en gedragsproblemen is behandeling nodig waarbinnen de aanpak van gedrag wordt gecombineerd met een trauma- en gehechtheidsgerichte aanpak. Dit blijkt uit het promotieonderzoek van Caroline Jonkman. De complexe problematiek van de doelgroep vraagt duidelijk om specialistische hulp die is toegesneden op de problemen met gedrag, trauma en gehechtheid.
Wanneer kinderen niet meer thuis kunnen wonen, worden zij via reguliere pleegzorg voor korte of langere tijd in een pleeggezin geplaatst. Echter, voor een kleine, maar kwetsbare groep jonge kinderen biedt reguliere pleegzorg onvoldoende intensieve hulp voor de complexe problematiek waarmee zij in pleegzorg terecht komen. Door problemen in het gezin van herkomst en de scheiding van dit gezin, hebben deze kinderen ernstige emotionele, relationele en gedragsproblemen. Deze problemen verzwaren de opvoedtaak van pleegouders, waardoor pleegouders de opvang van het pleegkind niet meer aankunnen. Er moet worden voorkomen dat deze kinderen van het ene naar het andere pleeggezin gaan en uiteindelijk in tehuizen terechtkomen. Daarvoor is hulp nodig waarbinnen pleegzorg wordt gecombineerd met intensieve behandeling.
Interventies
In Nederland is daarvoor de Therapeutische Gezinsverpleging (TGV) ontwikkeld, waarbij behandeling per kind wordt ingevuld afhankelijk van de individuele problemen van het kind. Uit de Verenigde Staten komt Multidimensional Treatment Foster Care for Preschoolers (MTFC-P), dat juist is gebaseerd op een strikte gedragstherapeutische methode. Beide behandelvormen worden aangeboden binnen de afdeling Therapeutische pleegzorg van de Bascule, in Amsterdam. Om de hulp aan kwetsbare jonge kinderen in pleegzorg te verbeteren keek Jonkman eerst met welke problemen kinderen werden aangemeld voor Therapeutische pleegzorg. Daarna onderzocht zij in overleg met de betrokken behandelaars van de Bascule in Amsterdam of MTFC-P een beter resultaat zou geven dan TGV. In samenwerking met Spirit Amsterdam, een instelling voor reguliere pleegzorg, onderzocht zij vervolgens of kinderen na Therapeutische pleegzorg dusdanig herstelden dat zij weer geschikt zouden zijn voor reguliere pleegzorg.
Psychotrauma
Jonkman laat zien dat kinderen geplaatst in Therapeutische pleegzorg bijna allemaal uit gezinnen komen waar huiselijk geweld, mishandeling, verwaarlozing of een combinatie hiervan plaats heeft gevonden. Ook ervaren deze jonge kinderen vaak een grote mate van discontinuïteit na plaatsing in pleegzorg. Op het moment van aanmelding bij Therapeutische pleegzorg heeft een groot deel van de kinderen een zorgwekkend aantal problemen. Bij een derde van de kinderen is er sprake van posttraumatische stress. Bijna de helft van de kinderen heeft symptomen van verstoorde gehechtheid en een even groot percentage ernstige gedragsproblemen. Daarmee bedient de Therapeutische pleegzorg een kwetsbare doelgroep, waarbij op relatief korte termijn geen natuurlijk herstel lijkt plaats te vinden.
Geen verbetering
Jonkman laat zien dat tijdens de MTFC-P behandeling inderdaad het gedrag verbeterde, maar dat deze verbetering niet gunstiger was dan bij kinderen die de TGV behandeling kregen. De gedragsmatige verbeteringen waren ook niet voldoende om functioneren van deze jonge kinderen te verbeteren tot het niveau van kinderen in reguliere pleegzorg. Ook op het gebied van trauma en gehechtheid was er geen meerwaarde zichtbaar van MTFC-P ten opzichte van TGV en was het functioneren van deze kinderen nog steeds meer problematisch dan bij kinderen in reguliere pleegzorg. Jonkman pleit dan ook voor behandeling waarbinnen de aanpak van gedrag wordt gecombineerd met een trauma- en gehechtheidsgerichte aanpak.
Delen van het proefschrift van Jonkman zijn te downloaden van de Vrije Universiteit.