Blik op hulp

Agressie bij jongeren: negatieve invloed ouders overschat

Agressie bij jongeren: negatieve invloed ouders overschat
maart 09
11:57 2014
agressie bij jongeren delinquentie meeus

Prof. Dr. Wim Meeus: “Invloed van ouders op agressie bij jongeren wordt overschat”

Jongeren die schade toebrengen aan spullen en agressief zijn naar andere mensen, delen een aantal kenmerken met elkaar. Prof. Dr. Wim Meeus, hoogleraar gedragswetenschappen aan de universiteit van Utrecht, zet ze op een rijtje en laat zien dat sommige populaire aannames over agressie bij jongeren niet blijken te kloppen. Met name de negatieve invloed die ouders hebben op agressie en crimineel gedrag van hun kroost blijkt nogal eens overschat.

Ontwikkeling van delinquentie en agressie bij jongeren

Verschillende typen deviant gedrag ontwikkeling zich op verschillende manieren en in verschillende leeftijdsfasen. “Als we kijken naar de groep jongeren in de leeftijd van twaalf tot twintig jaar, dan zien we dat tussen het twaalfde en dertiende levensjaar de agressie bij jongeren toeneemt. Daarna zien we een afname van de agressie”, aldus Meeus. Hij schrijft het snel afnemen van agressie bij jongeren na het dertiende levensjaar aan het voortschrijdend inzicht dat de meeste jongeren rond die leeftijd krijgen: “In de loop van de tijd leren jonge mensen dat agressie meestal geen goede strategie is om je doelen mee te bereiken”.

Delinquent gedrag neemt tussen de puberteit en de vroege adolescentie (de leeftijd van circa zestien jaar) toe, om daarna weer af te nemen. Deze toename komt voort uit het gegeven dat veel jongeren zich rond deze leeftijd voor het eerst in het uitgaansleven begeven.

Drugsgebruik neemt tussen de leeftijden van twaalf en twintig alleen maar toe. “Dat heeft een hele banale oorzaak. Drugsgebruik is duur en naarmate jongeren ouder worden, hebben ze meer geld te besteden”, zo stelt de Utrechtse hoogleraar.

Ophouden

De meeste jonge mensen houden gelukkig op met agressie en ander grensoverschrijdend gedrag, maar dat geldt niet voor iedereen. Meeus: “De directe agressie bij jongeren van twintig jaar is echter nog altijd vijftien procent”. Jongens zijn binnen deze groep oververtegenwoordigd. “Meisjes hebben de neiging te internaliseren in plaats van agressief te worden. Daarbij zien we overigens ook wel dat jongeren die vroeg in de adolescentie agressief gedrag laten zien, later in de adolescentie angstig worden en gaan internaliseren.” Of jongeren ook daadwerkelijk ophouden met zulk gedrag is mede afhankelijk van een aantal individuele kwetsbaarheden, maar ook van factoren in de opvoeding en de vriendengroep van jongeren.

Individuele kwetsbaarheden

Bij individuele kwetsbaarheden voor delinquentie en agressie bij jongeren valt te denken aan de mate waarin jongeren hun impulsen onder controle kunnen houden. En dat blijkt dan weer afhankelijk te zijn van een aantal andere kenmerken van jongeren, zoals hun IQ, de mate waarin ze empathisch zijn en in welke mate ze aan anderen vijandige intenties toeschrijven.

“De jongeren die een geringe impulscontrole hebben, de zogenaamde ‘undercontrollers’, hebben vaker een relatief lage intelligentie en hebben meer moeite om empathie met anderen op te brengen. Zij duiden ook vaker de acties van anderen als zijnde vijandig. Het zijn dan ook met name deze jongeren die meer agressie en delinquent gedrag laten zien dan anderen”, aldus Meeus, die zijn stelling weet te staven met feiten over politiecontacten: “Undercontrollers worden tot drie keer zo vaak opgepakt door de politie dan stabiele, veerkrachtige jongeren. Dat is dus een aanzienlijk grotere groep”.

Opvoeding

Opvattingen over agressie bij jongeren en de rol van de opvoeding  zijn er evenveel als dat er mensen zijn. Een veelgehoord denkbeeld is dat agressieve of criminele jongeren zo zijn, omdat hun ouders hen niet goed opvoedden. Die aanname blijkt echter slechts ten dele waar, want het effect gaat in twee richtingen, zo onderzocht Meeus. “Het is een gegeven dat, wanneer er sprake is van een slechte ouder-kind relatie, het kind vaker en jonger zwaar delinquent is. Maar dan moeten we ons ook de vraag stellen wat er dan éérst was: de slechte opvoedrelatie of het delinquente gedrag?”. Onderzoek toont aan dat het allebei voorkomt. “Hoewel een slechte opvoedrelatie wel voorspellend is voor latere delinquentie, werkt het zeker ook omgekeerd. Wanneer een kind delinquent is, verslechtert dat ook de relatie met de opvoeder”, aldus Meeus. Sterker nog, dat laatste komt vaker voor dan dat ouders hun kinderen ‘verpesten’, zo legt hij uit: “Het kindeffect is groter dan het opvoedeffect. Agressieve en delinquente kinderen maken het dus moeilijker voor hun ouders om een goede opvoedrelatie met hun kind te hebben. De aanname dat ouders minder problematische kinderen zullen hebben wanneer ze goed op hun kinderen letten en dingen over hen weten,  gaat dus lang niet altijd op”.

Maar wat is volgens de hoogleraar dan de basis voor een goede opvoeding die delinquentie en agressie bij jongeren voorkomt? “Het allerbelangrijkst is dat de jongere ervan overtuigd moet zijn dat diens ouders goede bedoelingen met hem hebben. Controle zonder steun is zinloos. Je moet het vertrouwen van het kind winnen. De belangrijkste beschermende factor is namelijk dat jongeren geneigd zijn om hun sores aan hun ouders te vertellen. Daarvoor is vertrouwen een hele belangrijke randvoorwaarde”.

Vrienden

Behalve ouders, hebben ook vrienden in de loop van de adolescentie een steeds grotere invloed op de mate van agressie bij jongeren. De rol van vrienden blijkt dan ook groot. Jongeren met die een criminele vriendengroep hebben, zijn vaker crimineel en drugs gebruikende vrienden zijn een voorspeller voor drugsgebruik. Of hier sprake is van een oorzakelijk verband blijft echter de vraag. “Probleemkinderen kiezen elkaar vaak als vriend en beïnvloeden elkaar ook. Niet alleen de beïnvloeding dóór, maar ook de selectie ván vrienden speelt dus een rol hierin.”

Risicofactoren agressie in samenhang

Het is echter nooit één factor die delinquentie en agressie bij jongeren voorspelt, maar een samenstel van factoren. Om hierin overzicht aan te brengen, zet Meeus deze factoren nog eens op een rijtje.

“Door de opvoeding, de persoonlijkheid van het kind of een combinatie van beide factoren, gaan kinderen antisociaal gedrag vertonen. Dat leidt niet zelden tot problemen op school en sociale verwerping. Jongeren vinden daarop vrienden die zelf ook antisociaal en sociaal verworpen zijn en het daarbij behorende gedrag vertonen. Vervolgens houden deze jongeren elkaars gedrag in stand of versterken het. Dat is wat deze problematiek juist zo hardnekkig maakt”.

Interessant artikel? Meld u nu aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis niets meer.

Soortgelijke artikelen