Behandeling van depressie personaliseren voorkomt terugval
On 30/09/2014 by Annabel Sak StandardNa de behandeling van depressie ervaart ruim de helft van de patiënten een terugval. Slechts 40-50% van de mensen die door middel van een behandeling van een depressie hersteld zijn, krijgen geen terugval. “Om terugval te voorkomen, is het belangrijk dat er inzicht krijgen in de risicofactoren voor een terugval, en hoe deze te voorkomen is met preventieve behandelingsmethoden”, zo stelt Dr. Gemma Kok, die deze risicofactoren onderzocht en de resultaten optekende in haar proefschrift ‘Under pressure’, dat zij op 29 september verdedigde.
Een depressie blijkt veelal een dynamische aandoening. “Hierbij wisselen depressieve episoden en momenten van herstel zich af. Er wordt dan ook soms gesproken van een acute mentale aandoening of een levenslang terugkomende mentale aandoening. Beide vormen hebben hun eigen risicofactoren en vereisen ook verschillende behandelingen. Om iemand zo goed mogelijk te behandelen, en terugval te voorkomen dient de behandeling van depressie dan ook zo veel mogelijk op de cliënt afgestemd te worden”, zo stelt de nieuwbakken doctor.
Kwetsbaarheid-stress hypothese
Terugval na de behandeling van depressie kan verschillende oorzaken hebben. Kok: “Daarover bestaan verschillende theorieën. Een oorzaak voor een depressie kunnen zogenaamde premorbide risicofactoren zijn. Dit zijn risicofactoren die bij iemand al voorafgaand aan de eerste depressieve episode aanwezig waren, zoals genetische factoren of nare gebeurtenissen in de kindertijd. Volgens de kwetsbaarheid-stress hypothese zorgen deze premorbide risicofactoren dat mensen gevoeliger worden voor levensstress”. Deze hypothese werd door de onderzoekster aan de Rijksuniversiteit Groningen onderzocht, waarbij zij gekeken heeft of een premorbide risicofactor – namelijk het meemaken van het overlijden van een ouder of seksueel of fysiek misbruik – geassocieerd was met een terugval van een depressie bij mensen die ten minste twee eerdere depressieve episoden hebben gehad. Hiervoor heeft zij geen ondersteuning gevonden.
Litteken hypothese
Kok: “Stress die mensen ervaren kan worden onderverdeeld in enerzijds grote levensstressoren, bijvoorbeeld de dood van een geliefde, en anderzijds alledaagse levensstress, bijvoorbeeld ruzie met de buren. Grote levensstressoren vormen vaak de oorzaak van een eerste depressieve episoden, terwijl alledaagse levensstress vaker vooraf gaat aan een terugval. De litteken hypothese stelt dat mensen met depressieve episoden steeds gemakkelijker een terugval krijgen naarmate zij meer depressieve episoden hebben meegemaakt. De eerdere depressieve episoden laten een soort litteken achter, waardoor mensen gevoeliger worden voor een terugval. De drempel om een nieuwe depressieve episode te ontwikkelen wordt volgens deze theorie dus elke keer een beetje lager, maar daarvoor werd geen bewijs gevonden: het aantal eerdere depressieve episoden was niet gerelateerd aan een hogere gevoeligheid voor levensstress”. Kok relativeert haar uitkomsten echter: “Het zou kunnen dat de groep patiënten in dit onderzoek al meerdere depressieve episoden hebben meegemaakt voordat zij deelnamen aan het onderzoek. Het is mogelijk dat de littekens alleen tijdens de eerste paar episoden ontstaan”.
Depressie en chronisch somatische ziekte
Mensen die aan een chronisch somatische ziekte lijden, zoals hartproblemen of kanker, lijden regelmatig ook aan een depressie. Het lijden aan een chronisch somatische ziekte wordt als risicofactor voor een terugval gezien. Internationale behandelrichtlijnen adviseren dan ook om bij deze cliënten een langere duur van behandeling te geven, om het risico op een terugval te verkleinen. In haar proefschrift stelt Kok echter dat er geen associatie bestaat tussen een hoger risico op een terugval en een chronisch somatische ziekte. Daarnaast verschilt de tijd van herstel tussen mensen met en zonder chronisch somatische ziekte ook niet. “Vooralsnog kunnen we dus niet zomaar stellen dat deze mensen een langere behandelduur nodig hebben”.
Persoonlijkheidsstoornissen
Tot slot bestaat er nog de hypothese dat mensen met een persoonlijkheidsstoornis een verhoogd risico op een terugval hebben en langer nodig hebben om te herstellen, omdat een persoonlijkheidsstoornis ook gezien kan worden als een chronische levensstressor. Het hebben van een persoonlijkheidsstoornis zou de cognitieve kwetsbaarheid kunnen activeren. Uit het onderzoek bleek dat het lijden aan een persoonlijkheidsstoornis geassocieerd was met rumineren, dysfunctionele verwachtingen en cognitieve reactiviteit. “Hiervan vertoonden dysfunctionele verwachtingen de sterkste associatie met een persoonlijkheidsstoornis”, zo stelt Kok, “maar het is nog niet bekend of de associatie tussen een persoonlijkheidsstoornis en cognitieve kwetsbaarheid daadwerkelijk leidt tot een verhoogd terugvalrisico”.
Preventieve interventies werken langdurig
Behalve de risicofactoren voor een depressieve terugval onderzocht Gemma Kok ook welke soorten behandelingen preventief een terugval kunnen voorkomen. Uit haar onderzoek bleek dat in vergelijking met reguliere zorg en famacotherapie, preventieve psychologische interventies, zoals cognitieve (gedrags) therapie, preventieve cognitieve therapie, interpersoonlijke therapie en mindfulness based cognitieve therapie, effectief waren. “Tijdens deze therapievormen leert de cliënt vaardigheden die hij ook na beëindiging van de therapie nog kan gebruiken, waardoor het effect langduriger is dan bijvoorbeeld het gebruik van antidepressiva”.
Online behandeling van depressie
Binnen het terrein van de e-mental health worden reeds bestaande therapieën aangeboden met behulp van internet en mobiele telefonie. Mobiele cognitieve therapie is een vorm van preventieve cognitieve therapie die via het internet wordt aangeboden. Hierbij vindt minimale therapeutondersteuning plaats via e-mail, tenminste twee ondersteunende telefonische gesprekken en een geautomatiseerde stemmingsmeter via e-mail of SMS.
De resultaten van het onderzoek laten zien dat cliënten die Mobiele cognitieve therapie als aanvulling op de reguliere depressiezorg kregen, een vermindering van depressieve klachten lieten zien in vergelijking met cliënten die alleen reguliere zorg ontvingen. Het aantal voorgaande episoden en de soort reguliere zorg hadden hier geen invloed op. Daarnaast blijkt mobiele cognitief therapeutische behandeling van depressie een groter effect te hebben wanneer mensen meer modules hebben gevolgd.
Ondanks dat de gemiddelde tijd die een therapeut per cliënt nodig had slechts 21 minuten bedroeg, was de volledige therapietrouw bij mobiele cognitieve therapie 58,7%. Kok: “Zowel de cliënten als de therapeuten gaven aan dat zij mobiele cognitieve therapie een acceptabele vorm van behandeling van depressie vonden. Het voordeel van deze vorm van therapie is dat de kosten lager zijn en de toegankelijkheid juist hoger is. De resultaten wijzen er op dat mobiele cognitieve therapie een goede aanvulling kan zijn op de reguliere behandeling van depressie”.
Personalisatie behandeling van depressie
Samenvattend stelt Kok dat iedereen die een depressieve episode heeft meegemaakt, kans heeft op een terugval. Maar er is dus hoop: “Gepersonaliseerde behandeling van depressie, waarbij gekeken wordt naar de individuele risicofactoren voor een terugval, zouden kunnen helpen bij het verlagen van het risico op een terugval. Specifieke, preventieve behandelingen, zoals preventieve cognitieve therapie en mobiele cognitieve therapie, kunnen worden gebruikt bij cliënten met een extreem hoog risico op een terugval, terwijl minder specifieke behandelingen al voldoende zijn bij cliënten met een lager risico. Bovendien kan E-health als aanvulling op de bestaande behandelingen gebruikt worden”.
Download hier het hele proefschrift over de behandeling van depressie.