
Mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis worden wel degelijk beter. De opvatting dat deze diagnose betekent dat mensen levenslang met hun ziektebeeld blijven zitten, blijkt niet te kloppen. “Maar hoewel veruit de meeste mensen 10 jaar na vaststelling van hun aandoening niet meer aan de diagnostische criteria die gelden voor een borderline persoonlijkheidsstoornis voldoen, blijft hun kwaliteit van leven in de regel laag”, zo stelt psychiater en directeur van het Kennis- en Innovatiecentrum Persoonlijkheidsstoornissen Dr. Ad Kaasenbrood.
Borderline persoonlijkheidsstoornis
Onderzoek laat zien dat in de eerste lijn 6% van de mensen een borderline persoonlijkheidsstoornis blijkt te hebben en in de klinische populatie zelfs 20%. Dat deze aandoening veel voorkomt, wil echter niet zeggen dat het om een goedaardig ziektebeeld gaat. Mensen die hieraan lijden, hebben in de regel grote problemen met interpersoonlijke relaties. De angst om verlaten te worden, het hebben van instabiele en intense relaties, een instabiel zelfbeeld en emotionele instabiliteit die kenmerkend zijn voor een borderline persoonlijkheidsstoornis, maken dat er sprake is van zeer reëel lijden. Daarbij is er vaak sprake van bijkomende ziektebeelden als angststoornissen, middelengebruik, ADHD en somatische aandoeningen. “Er is sprake van een diepe impact op het persoonlijke en sociale leven van mensen”, aldus Kaasenbrood. “Zo’n 75% van de mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis automutileert en 10% doet een suïcidepoging. Geneeskundig gezien is een borderline persoonlijkheidsstoornis dan ook een ernstige ziekte”.
Goede prognose?
“Maar er is hoop”, zo stelt de psychiater. “Borderline gaat voor de meeste mensen weer over. Na 2 jaar voldoet 35% van de klinische populatie niet meer aan de diagnostische criteria voor een borderline persoonlijkheidsstoornis. Na 6 jaar is dat 69% en na 10 jaar is 90% van de lijders ‘beter'”. Maar dat ‘beter’ zijn is wel betrekkelijk. “Met ‘beter’ bedoelen we dat de cliënt niet meer voldoet aan minimaal vijf van de criteria die aanwezig moeten zijn om de diagnose borderline te mogen krijgen. Dat wil echter niet zeggen dat alle klachten verdwenen zijn”. De kwaliteit van leven van mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis is dan ook slecht. Kaasenbrood: “Onderzoek laat zien dat de levensvreugde die mensen met borderline ervaren, vergelijkbaar is met die van mensen met diabetes of rheuma en niet spectaculair verbetert nadat ze niet meer aan de diagnostische criteria voldoen. Het is dus een kwestie van ‘You get better, but you stay miserable'”. Met name suïcidaliteit, automutiliatie en het vermijden van situaties waarin men risico loopt verlaten te worden, blijken na verloop van tijd af te nemen. Affectieve instabiliteit en impulsiviteit blijven echter voor veel mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis jaren later nog een probleem.
Terugvalsituaties waarin mensen weer aan de klinische criteria gaan voldoen, komen echter opmerkelijk weinig voor. Na 10 jaar is slechts tussen de 10 en 20% van de patiënten teruggevallen. “Als je dat vergelijkt met andere psychiatrische aandoeningen valt dat dus mee. Van de mensen met een zware depressie is na 10 jaar ongeveer tweederde teruggevallen”.
Behandeling
De rol van behandeling in het herstel van mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis blijkt groot. Mensen die behandeling ontvangen in de vorm van psychotherapie, blijken 7 tot 8 keer zo snel te herstellen als mensen die onbehandeld blijven.
Meer over de behandeling van mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis middels psychotherapie is binnenkort te lezen in deel 2 van deze serie over het werken met mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis. Daarin wordt Dr. Joost Hutsebaut uitgebreid aan het woord gelaten over de kansen en beperkingen die psychotherapie biedt voor mensen met een borderline persoonlijkheidsstoornis.