Blik op hulp

Faalangst leren hanteren in plaats van wegnemen

Faalangst leren hanteren in plaats van wegnemen
februari 26
12:26 2019

In toenemende mate lijken kinderen te lijden aan stress- en burn-out klachten. Op het congres over overvraging, stress en burn-out bij kinderen en tieners, spreekt Ard Nieuwenbroek. Hij schreef tientallen boeken over faalangst en zal op het congres stilstaan bij het verband tussen faalangst en burn-out. Reden genoeg dus voor Blik op Hulp om hem te interviewen over dit veelvoorkomende probleem.

Faalangst en burn-out

Ruim 12% van de leerlingen in het onderwijs lijdt aan faalangst. Ze presteren minder dan ze zouden kunnen en hebben vaker sociale problemen. Zo bezien ligt het dus voor de hand dat het hebben van faalangst kan leiden tot nog meer angst en stress. Maar hoe hangen die problemen nu met elkaar samen?

“Faalangst kan aan de wortel van burn-out klachten bij kinderen liggen”, stelt de orthopedagoog. “En dan met name het niet goed om kunnen gaan met de angst om ‘het niet goed te doen’. Dag en nacht bezig zijn om ‘mislukkingen’ te voorkomen, dat vréét energie. Het kan leiden tot veel stress en als die lang genoeg aanhoudt, dan levert dat een grotere kans op een burn-out op. Op een gegeven moment breekt de gespannen snaar in het kind. Ze kunnen dan extreem vermoeid worden, slapeloze nachten, concentratieproblemen en een scala aan andere stress-gerelateerde klachten ontwikkelen”.

Preventie

De truc is natuurlijk om een burn-out voor te zijn. Als hulpverlener, begeleider of leerkracht wil je het immers niet zo ver laten komen. Maar hoe neem je dan faalangst weg bij jonge mensen? Nieuwenbroek: “Als je merkt dat een kind niet goed om kan gaan met faalangst, is het belangrijk om zo vroegtijdig mogelijk het kind te faciliteren om zélf coping strategieën te hanteren. Zo leren kinderen beter omgaan met faalangst. Dus niet om faalangst te laten verdwijnen, want dat is een onmogelijke uitdaging. Afstemming tussen kind, school en ouders is daarbij een belangrijke succesfactor. In het begeleiden van een kind dat last heeft van faalangst worden de effecten van deze begeleiding optimaal als er, vanuit het model van de dynamische driehoek, een hechte samenwerking is tussen begeleiders en ouders. Dus ook tussen de begeleiders binnen en buiten school. Ik ga zelfs zo ver dat begeleiding zonder partnerschap tussen professional en ouders een ineffectieve begeleiding is, die zelfs tegen het kind kan werken.

Niet ad-hoc

Behalve samenwerking is volgens Nieuwenbroek ook borging van de aanpak van faalangst binnen onderwijsorganisaties nodig. “In een schoolomgeving moet er een permanente en geen incidentele ad-hoc aanpak zijn van problemen rondom faalangst, stress en burn-out bij leerlingen. Het begint met het beïnvloeden van het pedagogisch klimaat. Dat is een verantwoordelijkheid van álle medewerkers, inclusief onderwijsondersteunend personeel. Dus letterlijk van de conciërge tot de directeur en van de meneer achter de balie tot de wiskundelerares. Daarnaast moet iedere school een gestructureerde en geïmplementeerde vorm van curatieve begeleiding in huis hebben. Mét professioneel opgeleide trainers die een gerichte faalangsttraining binnen de schoolmuren kunnen verzorgen. En dat dan in groepsverband, omdat dat simpelweg betere resultaten geeft dan individuele begeleiding”.

Invloedsbesef

In de aanpak van de faalangst van leerlingen is het van belang dat leerlingen meer grip op hun situatie en hun gedachten krijgen. “De kern van alle begeleiding is dat de leerling zelf instrumenten tot beschikking krijgt om stress en faalangst te kunnen managen”, vat Nieuwenbroek samen. “Belangrijk is daarbij dat het invloedsbesef van de leerling groeit. Dat doe je door in oefeningen de interne attribuering te vergroten. In andere woorden: door de leerling te laten ervaren dat de dingen hem of haar niet ‘overkomen’, maar dat ze zelf invloed kunnen uitoefenen op hun situatie en hun gedachten daarbij. In de taal van mindset-grondlegger Carol Dweck: we moeten een leerling verleiden om van een fixed mindset naar een growth mindset te komen”.

Onderscheid in diagnostiek

De allerbelangrijkste bijdrage die je als hulpverlener of begeleider kunt leveren aan het oplossen van het faalangstprobleem van leerlingen, is een goede diagnose stellen. “Het belangrijkste is dat een hulpverlener in zijn diagnostiek onderscheid ziet tussen enerzijds ‘neurotische’ en anderzijds pathologische ontwikkelingen binnen de persoonlijkheid van een kind. Dat heeft namelijk grote consequenties voor je aanpak en de intensiteit daarvan. Bij neurotische problemen kan een training binnen school helpen, bij pathologische problematiek zeker niet. Daarom besteed ik in mijn opleiding tot faalangsttrainer zoveel aandacht aan diagnostiek.”

Faalangsttraining

Nieuwenbroek kijkt optimistisch naar de toekomst: “Gelukkig lijken we als samenleving op de goede weg wat de aanpak van faalangst betreft. In Nederland biedt inmiddels zo’n 80% van de scholen voor voortgezet onderwijs een training aan voor leerlingen die worstelen met faalangst. We moeten blijven streven naar 100% en naar een gestage verbetering van de kwaliteit van deze trainingen. Het is een effectief bewezen, grote bijdrage aan de persoonlijke ontwikkeling voor deze kinderen”.

Drs. Ard Nieuwenbroek
Drs. Ard Nieuwenbroek

Ard is orthopedagoog, contextueel therapeut, faalangsttrainer en praktijkman ‘pur sang’. Daarnaast is hij auteur en heeft inmiddels 25 boeken op zijn naam staan, die veelal over het onderwerp faalangst gaan. Zijn meest recente boek is “Het geheim achter faalangst”.

Interessant artikel? Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets!

Mee discussiëren over dit en andere artikelen kan in onze LinkedIn-groep. Boeken over dit thema vind je op onze bronnen-pagina.

Soortgelijke artikelen

Zoeken op deze site

Facebook
Twitter

Zoeken op deze site

Meer informatie over faalangst