Mede door de opkomst van passend onderwijs krijgen leerkrachten te maken met leerlingen die op de één of andere manier gedragsproblemen laten zien. Het risico ontstaat dan dat de sfeer op school in het teken komt te staan van gedragsbeheersing, verboden en sancties. “Terwijl het ook anders kan”, zegt Inge Reijnders, gedragswetenschapper zorg en onderwijs bij Yorneo. “Je kunt een positief opvoedklimaat creëren door uit te gaan van goed gedrag en dat te ondersteunen. Wij doen dat inmiddels met succes met de methode Positive Behaviour Support op verschillende scholen”.
Positief opvoedklimaat
Positive Behaviour Support op school bestaat uit het in praktijk brengen van een aantal universele principes om te komen tot zo’n positief opvoedklimaat. Allereerst moeten de verwachtingen ten aanzien van leerlingen duidelijk zijn. Reijnders: “Vaak denken we dat we als professionals heel duidelijk zijn wanneer we kinderen iets verbieden, maar onderzoek laat zien dat veel kinderen het moeilijk vinden om dan te bedenken wat er wél van hen verwacht wordt”. Vervolgens moeten deze verwachtingen aangeleerd en bekrachtigd worden. Op die manier kan er steeds minder aandacht uitgaan naar ongewenst gedrag, zonder dat dat tot problemen leidt. Wel is het belangrijk om heldere consequenties te hebben voor gedrag dat echt onacceptabel is.
De 5 handvatten voor een positief opvoedklimaat zijn dus:
– Heb heldere verwachtingen: welk gedrag wil je zien?
– Leer deze verwachtingen aan en gebruik daarbij voorbeelden
– Bekrachtig de verwachtingen
– Minimaliseer de aandacht voor ongewenst gedrag
– Heb heldere consequenties voor onacceptabel gedrag
Dat is natuurlijk gemakkelijk bedacht en gezegd, maar hoe organiseer je een positief opvoedklimaat in de praktijk?
Heldere verwachtingen
“Als je tegen een leerling zegt dat hij niet over de gang mag rennen, dan zeg je dus niets over wat je dan wel van hem verwacht. Dan ben je dus niet duidelijk. Zeker omdat we weten dat met name jongere kinderen het heel moeilijk vinden om te moeten raden welk gedrag er wel van hen verwacht wordt. Zeg dan gewoon ‘Op de gang mag je alleen maar lopen'”, zo stelt Reijnders. “Wees dus positief en zeg wat ze dan wel moeten doen”.
Ook kunnen kinderen volgens de gedragswetenschapper prima betrokken worden bij het formuleren van verwachtingen betreffende gewenst gedrag op school. “De ervaring laat zien dat ze steevast met dezelfde regels komen als waar volwassenen mee zouden komen. Als je kinderen vraagt om zelf de regels mee te formuleren, dan worden ze ook gemakkelijker geaccepteerd”.
Verwachtingen aanleren
Reijnders verbaast zich erover dat we we wel allemaal streven naar en positief opvoedklimaat, maar op scholen gedrag niet onderwijzen, net zoals andere vakken op school. “Het ophangen van regels is iets anders dan het oefenen van gedrag”. Ze gebruikt zelf altijd een eenvoudige, maar effectieve methode voor het onderwijzen van gewenst gedrag. “Als leerkracht doe je het eerst goed voor, daarna een keer helemaal verkeerd en dan weer goed. Daarna vraag je het kind om het goed voor te doen. Dat klinkt misschien alsof het lang duurt, maar in de praktijk kan het in drie minuten klaar zijn”.
Het “betrappen” van leerlingen op goed gedrag blijkt ook bij te dragen aan een positief opvoedklimaat. Reijnders adviseert vier keer iets positiefs op te merken tegenover elke correctie die je als professional geeft. Behalve dat dat de sfeer en het zelfvertrouwen van de leerling goed houdt, maakt dat correcties ook gemakkelijker te accepteren.
Bovendien is het van belang om altijd zelf het het goede voorbeeld te geven. ” Hoe vaak roep je niet nog even iets door de gang om iets tegen een collega te zeggen? Maar we hadden toch afgesproken dat er op de gang niet geschreeuwd werd? Dan ben je dus niet aan het doen wat er afgesproken was.”
Zoek het eerst bij jezelf
En als een leerling dan toch over de schreef gaat? Ga dan als eerste na of je zélf duidelijk genoeg was en of je het gedrag voldoende geoefend hebt met de leerling. Vervolgens kan het goede gedrag opnieuw geoefend worden. Belangrijke tip daarbij is om het visueel te maken wanneer je leerlingen verwachtingen en het daarbij behorende gedrag aanleert. Reijnders: “We zijn een pratend land, maar van zien en doen leer je minstens evenveel. Praat dus niet alleen over de manier waarop je wilt dat kinderen hun fiets stallen, maar laat het ze ook zien en laat het ze zelf ook doen.”
Een andere vraag die je jezelf zou moeten stellen is of je het kind wel voldoende aandacht gegeven hebt toen het gewenst gedrag lier zien. Als kinderen immers niet genoeg aandacht krijgen voor wat ze goed doen, dan worden ze vaak vervelend om aandacht te krijgen. Het idee achter deze methode is dat je positief gedrag gaat belonen wanneer kinderen op positief gedrag “betrapt” worden.
Systematisch bekrachtigen
Het belonen van het kind of de groep wanneer er dingen goed gaan, speelt een grote rol in het bereiken van een positief opvoedklimaat. Wel is het van belang dat dit systematisch gebeurt. “Bij zoveel keer betrapt op goed gedrag, wat dan ook geturfd wordt, is er een beloning. Zo was er bij één van de scholen een voetpad waar leerlingen overheen fietsten. Toen er geopperd werd om er een verbodsbord te plaatsen, stelden de leerkrachten voor om er een gebodsbord voor afstappen en lopen te plaatsen. Na plaatsing van het bord gingen leerkrachten op de loer liggen om leerlingen te ‘betrappen’ op afstappen en lopen om ze vervolgens te belonen”, illustreert Reijnders.
Aandacht voor ongewenst gedrag
Uitgangspunt is dat de aandacht voor ongewenst gedrag tot een minimum teruggebracht wordt. Maar tot een minimum reduceren is iets anders dan terugbrengen naar nul. Sommig gedrag kun je immers, óók binnen een positief opvoedklimaat, niet negeren. Daarom maakt Positive Behaviour Support gebruik van een zogenaamde “reactieprocedure”, die iedereen op school kent. Van leerling tot schoonmaakster en van overblijfmoeder tot directeur. Reijnders: “De reactieprocedure is eigenlijk heel simpel. Eerst vraag je het kind wat de afspraak was. Kan het kind dat niet aangeven, dan herinner je hem of haar aan de afspraak. Vervolgens geef je een keuze: het nu meteen goed gaan doen, of de consequenties aanvaarden die vooraf immers afgesproken zijn. Vervolgens benoem je de keuze van het kind als ‘kiezen voor de consequenties’ of het ‘gemaakt hebben van de goede keuze'”. Tussen het stellen van de vragen worden pauzes van vijf tot tien seconden gelaten om reflectie door het kind mogelijk te maken.
Kinderen raken snel gewend aan deze manier van reageren. “Na een aantal keren is alleen de eerste vraag nog maar nodig. Ook maakt een reactieprocedure die door alle volwassenen op school gebruikt wordt, de omgeving van het kind heel voorspelbaar”, zo betoogt Reijnders.
Consequenties
De consequenties waarvoor kinderen kunnen kiezen als alternatief voor het laten zien van het gewenste gedrag, kunnen bestaan uit bijvoorbeeld het verlies van privileges of een schrijftaak waar ze ook echt lering uit kunnen trekken. Maar soms ontstaat bij leerkrachten de neiging om hard te straffen, vooral wanneer ongewenst gedrag echt storend is. Reijnders begrijpt de redenering die daarachter lijkt te zitten, maar geeft tegelijk aan dat hard straffen niet past binnen een positief opvoedklimaat, omdat het vaak contraproductief is: “Als je niet uitkijkt vervreemd je het kind dan van je. Je raakt dan de verbinding kwijt, terwijl die verbinding juist zo belangrijk is voor de gevoeligheid van een kind voor goed- of afkeuring”.
Schoolbreed systeem
Een positief opvoedklimaat beperkt zich niet tot uitsluitend die leerlingen die af en toe moeilijk gedrag laten zien of tot een klas. Reijnders: “Alleen als het als schoolbreed systeem ingevoerd wordt, heb je de grootste kans dat het uitmondt in een positieve schoolcultuur waarin het voor alle kinderen goed gaat. Op die manier speel je ook tijd en energie vrij om je bezig te houden met de kinderen die qua gedrag of leerprestaties extra aandacht nodig hebben”.
Over de manier waarop dit in de complexe praktijk van het passend onderwijs gerealiseerd kan worden, spreekt Inge Reijnders in juni op een symposium.