
Zo’n 119.000 kinderen in Nederland worden mishandeld in het gezin waarin zij opgroeien. En dat aantal lijkt niet af te nemen, het aantal (her)meldingen neemt zelfs toe. In haar inaugurele rede stond Prof. Dr. Majone Steketee stil bij de oorzaken het niet goed kunnen herkennen en soms niet willen erkennen van kindermishandeling. Kindermishandeling blijkt een ingewikkeld en ongemakkelijk probleem dat met regelgeving en beleidsvoornemens niet ‘weg geregeld’ kan worden. Ook stelt zij dat de hulp aan mishandelde kinderen nog te vaak ondergeschikt wordt gemaakt aan regelgeving en regelzucht.
Fluwelen aanpak
Steketee: “Op initiatief van de Werkgroep Kindermishandeling werden de Bureaus Vertrouwensartsen (BVA) opgericht. De beginselen van de BVA’s waren dat gezinsgeweld vooral gezien moet worden als een gezinsprobleem, waarbij ouders aandacht nodig hebben voor hun eigen problemen en met begrip tegemoet getreden moeten worden. Van meet af aan heeft de aanpak van kindermishandeling in het teken gestaan van ‘het gezin bijeenhouden’ en dwang zoveel mogelijk te vermijden.”
Er ontstaat echter ook kritiek op deze “fluwelen aanpak”. Het aantal hermeldingen bleef hoog. Daarnaast bleek het centraal stellen van de gezinsproblematiek het risico met zich mee te nemen dat het kind en het geweld zelf uit het zicht raken. Ook duurde het vaststellen van vermoedens te lang: soms maanden. De nieuw op te richten ‘Advies- en Meldpunten Kindermishandeling’ moesten daarin verandering brengen: er moest niet meer eindeloos behandeld worden, maar er moest ook gehandeld worden om het geweld te stoppen. Een betere samenwerking met de politie en de Raad voor de Kinderbescherming was daarvoor een belangrijke randvoorwaarde.
Naar aanleiding van een aantal spraakmakende gezinsdrama’s en het overlijden van Rowena en Savanna, wordt de zogeheten ‘RAAK-aanpak’ ontwikkeld. Daarin werken meerdere gemeenten samen aan een sluitende aanpak met betrekking tot kindermishandeling. Er wordt een zorgcontinuüm gerealiseerd van primaire en algemene preventie gericht op het voorkomen van kindermishandeling en preventie gericht op risicogezinnen, tot het diagnosticeren en behandelen van de gevolgen van kinder – mishandeling.
Deja-vu
Steketee bekruipt inmiddels steeds vaker een déja-vu-gevoel: “Samenwerking, zorgcontinuüm, regievoering, afstemming, één gezin één aanpak, multidisciplinair werken. Het zijn al lange tijd uitgangspunten voor zorg en hulp en we blijven er mee worstelen. De Bureaus Vertrouwensartsen zijn vervangen door de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling (AMK’s), die op hun beurt zijn vervangen zijn door de Veilig Thuis-organisaties. De huidige trend in de werkwijze in de jeugdzorg lijkt gericht te zijn op zo licht mogelijk en zo kort mogelijk. Goede uitgangspunten, maar de vraag blijft: kan hardnekkige problematiek, zoals kindermishandeling en -verwaarlozing die al generaties lang binnen gezinnen aanwezig zijn, hiermee opgelost worden? Het aantal meldingen en hermeldingen kindermishandeling is anno 2017 nog steeds niet afgenomen”.
Wel is er de afgelopen jaren meer juridisch en ander papieren instrumentarium bijgekomen om kindermishandeling aan te kunnen pakken. Zo werd in 2007 een verbod op het gebruiken van geweld tegen kinderen opgenomen in het burgerlijk wetboek. Daarnaast werd het in 2009 ook mogelijk om een huisverbod op te leggen aan plegers van (dreigend geweld). Vanwege het lage aantal meldingen werd in 2014 de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling ingevoerd. Daarmee werd het hebben van een meldcode verplicht, maar is er geen meldplicht, met name omdat dit erg controversieel is in kringen van beroepsbeoefenaren die werken met potentiële plegers en slachtoffers van kindermishandeling. In 2019 zal daarom de meldcode aangescherpt worden en zullen professionals verplicht zijn “zware” gevallen van kindermishandeling te melden. Wat dan als “zwaar” geldt, wordt aan de betreffende beroepsgroepen overgelaten.
Olifant in de kinderkamer
“Ondanks de voortvarende aanpak van de afgelopen decennia wil ik toch nog steeds spreken van ‘een olifant in de (kinder)kamer'”, zegt Steketee. “Hoewel er meer aandacht is gekomen voor kindermishandeling, wil dit nog niet zeggen dat we ook het taboe over kindermishandeling doorbroken hebben. Jongeren met geweldservaringen geven aan dat zij zeer terughoudend zijn in het doorbreken van het zwijgen: ‘je hangt immers niet je vuile was buiten’”. Het is nog steeds niet vanzelfsprekend dat het sociale netwerk kindermishandeling signaleert en ouders aanspreekt. De meeste meldingen komen immers nog steeds van de politie. Buren, familie of andere volwassenen rondom de kinderen melden heel weinig en ook van scholen blijken weinig signalen te komen. Steketee: “Kinderen die zelf te maken hebben gehad met geweld in het gezin voelen zich in de steek gelaten: buren, familie of docenten moesten toch iets gemerkt hebben van wat er thuis aan de gang was? Zij moesten het letsel bij henzelf of hun moeder toch gezien hebben? Veel volwassenen rondom de kinderen vermijden het onderwerp, er is sprake van handelingsverlegenheid. Toch zitten in elke klas minimaal drie tot zeven kinderen die te maken hebben gehad met kindermishandeling. Wat achter de voordeur gebeurt, geldt nog steeds als privé.”
Rechten van ouders
Daarnaast is men in ons land ook erg gericht op de rechten van ouders. Een kind zonder de ouders te informeren uit de klas halen voor nader onderzoek, zoals dat in Zweden gebeurt, is in Nederland niet denkbaar. Hier moeten we hen in een vroeg stadium informeren over de melding. De sterke positie van de ouders blijkt ook als kinderen als gevolg van kindermishandeling behandeling nodig hebben. Vanwege de ouderlijke macht moeten beide ouders toestemming geven voor zowel onderzoek als behandeling. Als de pleger toestemming weigert dan blijft het kind daarvan verstoken.
Steketee: “Het is niet eenvoudig voor professionals in te schatten wanneer zij mogen ingrijpen in de privésfeer van het gezin, al dan niet met gedwongen hulpverlening. Bij fysiek en seksueel misbruik kan er nog forensisch onderzoek gedaan worden om vast te stellen wat er precies is gebeurd. Maar bij psychische mishandeling of verwaarlozing wordt dit veel lastiger. Mag er ingegrepen worden als je je kind vanuit geloofsovertuiging of andere redenen een bepaalde medische handeling onthoudt, of als je ervan overtuigd bent dat een ‘raw food’ dieet beter is voor het kind, of als je het juist alleen ongezond eten geeft? ”
Gescheiden werelden
Ze vervolgt: “Wat de zaak compliceert, is dat huiselijk geweld en kindermishandeling zowel in de hulpverlening als in het beleid altijd gescheiden werelden zijn geweest. Als er in de hulpverlening al aandacht besteed wordt aan geweld, dan betreft het slechts een van de vormen van geweld in het gezin. De andere vormen worden over het hoofd gezien. Terwijl we weten dat in een gezin waar mishandeling plaatsvindt er meestal sprake is van verschillende vormen van mishandeling”
Met de samenvoeging van de Advies- en Meldpunten Kindermishandeling en Steunpunt Huiselijk Geweld tot “Veilig Thuis” is daarin verandering gekomen. “Een goede zaak”, vindt Steketee, “want dat betekent dat er meer aandacht is voor de verschillende vormen van geweld en de overlap daartussen. Maar een mogelijk risico kan zijn dat juist alles op een hoop gegooid wordt. Dat er te weinig aandacht is voor de verschillende vormen van geweld, voor de verschillende oorzaken die daaraan ten grondslag liggen en de verschillende gevolgen die er kunnen zijn, afhankelijk van het soort en de duur van het geweld. Zowel vanuit de vrouwenopvang als vanuit de beweging tegen kindermishandeling is men ook huiverig voor de vermenging ervan. Vanuit beide kanten wordt gewezen op de verschillen en complexiteit van de problematiek die om een eigen gerichte aanpak vragen”.
Eerst veiligheid, dan behandelen
Zorgen dat het geweld stopt zou volgens de kersverse hoogleraar de eerste prioriteit moeten zijn van de hulp en bescherming die de gezinnen krijgen. “Een belangrijke stap daarin is het recent ontwikkelde triage-instrument van Vogtländer en collega’s. Met behulp van dit instrument moeten de medewerkers van Veilig Thuis een risicotaxatie maken van de onveiligheid in het gezin. Eerst veiligheid, dan behandelen. Vervolgens is het van belang om in de hulpverlening en ondersteuning van deze gezinnen aandacht te hebben voor het geweld en de geweldpatronen die daaraan ten grondslag liggen. Om zo de intergenerationele overdracht van geweld te kunnen doorbreken.”
Steketee concludeert: “Ik wil laten zien dat kindermishandeling nog niet voldoende herkend wordt, en hulp aan kinderen nog steeds ondergeschikt is aan regelgeving en regelzucht. Maar ik wil ook laten zien hoe wij, vanuit onze leerstoel – en met hulp van professionals – mogelijkheden kunnen ontwikkelen om kinderen beter te beschermen en de intergenerationele overdracht van geweld een halt kunnen toeroepen.”
De volledige oratie van Majone Steketee is te downloaden van de site van het Verwey-Jonker instituut.
Interessant artikel? Meld je dan nu aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets!
Mee discussiëren over dit artikel kan in onze LinkedIn-groep.

Vanuit haar leerstoel, en met hulp van professionals, wil Steketee de mogelijkheden ontwikkelen om kinderen beter te beschermen en de intergenerationele overdracht van geweld een halt toeroepen. Op 13 oktober 2017 aanvaardde Majone Steketee haar benoeming tot bijzonder hoogleraar Intergenerationele overdracht van geweld in gezinnen bij de Faculteit der Sociale Wetenschappen van de Erasmus Universiteit Rotterdam.