
IQ-tests zijn niet ontwikkeld op basis van theorieën over intelligent gedrag, maar met behulp van waarnemingen en wiskundige statistiek. Toch worden de tests dagelijks gebruikt in neuropsychologisch onderzoek bij patiënten met bijvoorbeeld een depressie. Psycholoog Loes van Aken pleit in haar proefschrift voor hernieuwde aandacht voor theorievorming over intelligentie. Daarmee kunnen vervolgens betere tests voor de patiëntenzorg ontwikkeld worden.
‘In mijn dagelijkse werk gebruik ik bijvoorbeeld een test waarbij patiënten problemen moeten oplossen’, vertelt Van Aken, die psycholoog is bij het Vincent van Gogh Instituut en onderzoeker aan de Radboud Universiteit. ‘Ik zie regelmatig dat mensen die nogal impulsief zijn, snel aan zo’n taak beginnen. Vervolgens merken ze dat hun aanpak niet werkt, beginnen ze opnieuw, en lossen de taak dan foutloos op.’
Focus op proces
Toch scoren deze patiënten laag op de test, omdat ze in het begin veel tijd hebben verloren. Maar een patiënt die helemáál niet kan plannen, scoort ook laag. Van Aken: ‘Deze twee patiënten worden dus in dezelfde categorie ingedeeld, terwijl de eerste wel degelijk kan plannen.’ En dat is wat Van Aken graag inzichtelijk wil krijgen in intelligentietests: het proces waarmee iemand tot een resultaat komt, in plaats van de focus op de uitkomst.
IQ-test meet IQ

Voorbeeldopgave IQ-test: op basis van de acht ingevulde patronen moet het negende patroon (rechtsonder) ingevuld worden (bron: Wikimedia)
Diagnostiek
Doel van haar onderzoek – waarin ze theorieën en eerdere studies over intelligentie bestudeerde – is betere diagnostiek. ‘Allereerst moeten wij als psychologen goed nadenken over wat we precies te weten willen komen met onze diagnostiek. IQ-tests geven een indicatie over het niveau van presteren, maar geven geen informatie over het achterliggende denkproces. Uitgebreider neuropsychologisch onderzoek, dat verder ingaat op dat proces, gebruiken we nu vooral voor patiënten met ingewikkelde en zeldzame problematiek. Die onderzoeken zijn vaak arbeidsintensief en daarom relatief duur, waardoor er in eerste instantie gemakkelijk van wordt afgezien. Gevolg is dat mogelijke contra-indicaties voor behandeling, redenen waarom iemand juist niet geschikt zou zijn voor behandeling, over het hoofd worden gezien.’
Van Aken pleit dan ook ten eerste voor meer onderzoek naar theorievorming over intelligentie, en bovendien voor uitgebreidere diagnostiek aan de start van een hulpverleningstraject. ‘En dus voor iedere patiënt een functionele blik op het denkproces, in plaats van het probleem puur kwantificerend bekijken.’
Interessant artikel? Meld je dan aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets.
Wil je mee discussiëren? Dat kan in onze LinkedIn-groep.