
Maurits Masselink onderzocht de samenhang tussen zelfbeeld en het ervaren van depressieve symptomen bij adolescenten (10-20 jaar) en jongvolwassenen (18-24 jaar). De resultaten laten zien dat zelfbeeld, sociale factoren, motivationele factoren, en depressieve symptomen met elkaar samenhangen.
Zelfbeeld en depressie
Het zelfbeeld is een weergave van hoe positief of negatief iemand over zichzelf als persoon denkt. Mensen met een laag zelfbeeld denken bijvoorbeeld niets te kunnen, of niet te worden gewaardeerd door anderen en het niet waard te zijn om vrienden te hebben. Depressieve symptomen omvatten somberheid, verlies van plezier, gewichtsverlies, gewichtstoename en slaapproblemen. Daarnaast zie je vaak gejaagdheid, geremdheid, vermoeidheid, gevoelens van waardeloosheid of onterechte schuldgevoelens, concentratieverlies of besluiteloosheid en gevoelens van wanhoop. In het ergste ontstaan gedachtes aan zelfdoding of doen mensen zelfs een poging daartoe.
Meer depressieve episodes in adolescentie
Wanneer iemand gedurende twee weken vijf van zulke symptomen heeft en minimaal één symptoom somberheid of verlies van plezier betreft waardoor mensen last ervaren, wordt gesproken van een depressieve episode. Tijdens de adolescentie en jongvolwassenheid is er volgens Masselink een grote toename van depressieve episodes: “Een depressieve episode onder 11-jarigen is nog zeldzaam, maar een kwart tot bijna de helft van de jonge vrouwen van tussen de 18 en 21 heeft in haar leven een depressieve episode meegemaakt”. Hetzelfde geldt voor ongeveer 10-20% van de jonge mannen”.
Veranderingen
Masselink geeft ook een verklaring voor de toename van depressie in die leeftijdsgroep: “De adolescentie en jongvolwassenheid worden gekenmerkt door aanzienlijke veranderingen. Adolescenten gaan door de puberteit en maken hierin grote lichamelijke en psychologische veranderingen mee. Ook de sociale omgeving en verwachtingen veranderen. Adolescenten ruilen de basisschool in voor de middelbare school, bouwen nieuwe sociale netwerken op, maken studiekeuzes en hebben hun eerste liefdesrelaties. Jongvolwassenen verlaten het ouderlijk huis en gaan voor zichzelf zorgen, gaan studeren, beginnen te werken en starten misschien wel een gezin. Al deze uitdagingen en veranderingen kunnen een grote invloed hebben op hoe adolescenten en jongvolwassenen naar zichzelf kijken en hoe ze zich voelen”.
Invloed op keuzes
Hun zelfbeeld en het ervaren van depressieve symptomen kunnen de keuzes die jonge mensen maken beïnvloeden. “Een depressieve adolescent kan bijvoorbeeld de motivatie voor school niet meer opbrengen, en kan daardoor niet naar de gewenste vervolgopleiding”, illustreert Masselink. “Daarbij kan het plezier in het afspreken met vrienden verdwijnen, waardoor iemands sociale netwerk kleiner wordt. Mensen met een laag zelfbeeld kiezen daardoor misschien een andere opleiding dan ze eigenlijk zouden willen, omdat ze er vanuit gaan het toch niet te kunnen, of doen bijvoorbeeld geen moeite om vrienden te maken, uit angst om afgewezen te worden. Een laag zelfbeeld en het ervaren van depressieve symptomen kunnen dus grote consequenties hebben”.
Langdurige kwetsbaarheid
Masselink onderzocht als eerste of een laag zelfbeeld iemand voor een lange tijd kwetsbaar maakt voor het ervaren van depressieve symptomen. De resultaten van het onderzoek lieten zien dat een laag zelfbeeld in de vroege adolescentie (gemiddeld 11 jaar oud) voorspellend was voor het ervaren van depressieve symptomen in de late adolescentie (gemiddeld 16 jaar oud) en vroege volwassenheid (gemiddeld 22 jaar oud). Masselink relativeert echter: ”De effectgrootte was vrij klein, dus een adolescent met een laag zelfbeeld op 11-jarige leeftijd hoeft later in de adolescentie of vroeg volwassenheid niet veel depressieve symptomen te ervaren”.
Vermijding en toenadering
Daarnaast onderzocht hij of vermijdingsmotivatie, toenaderingsmotivatie en sociale factoren onderdeel zijn van het mechanisme dat de samenhang tussen zelfbeeld en depressieve symptomen verklaart. Vermijdingsmotivatie ontstaat wanneer het systeem dat negatieve prikkels detecteert. Mensen willen die negatieve prikkels uit de weg gaan door ze te vermijden. Het omgekeerde geldt voor positieve prikkels. Die leiden tot een toenaderingsmotivatie om de positieve prikkels te ervaren. Masselink: “De gevoeligheid van de twee systemen, en daardoor de mate van vermijdingsmotivatie en toenaderingsmotivatie, verschilt tussen mensen.
Laag zelfbeeld en vermijding
Een laag zelfbeeld bleek wel samen te hangen met een grotere motivatie om dingen te vermijden, maar niet met een hogere of lagere toenaderingsmotivatie. Een hogere vermijdingsmotivatie hing samen met het ervaren van meer depressieve symptomen op 16- en 22-jarige leeftijd. Een laag zelfbeeld hing ook samen met het ervaren van meer sociale problemen, die op hun beurt depressieve symptomen voorspelden. Masselink: “In z’n geheel genomen suggereren deze resultaten dat zelfbeeld een direct effect heeft op depressieve symptomen. Daarnaast is er ook een indirect effect via twee grotendeels onafhankelijke paden, namelijk via sociale problemen en via vermijdingsmotivatie.
Kwetsbaarheid
Maakt het hebben van een laag zelfbeeld iemand kwetsbaar om later meer depressieve symptomen te ervaren? En zorgt het ervaren van depressieve symptomen ervoor dat het zelfbeeld ook slechter wordt? Met andere woorden: laat depressie een litteken achter op het zelfbeeld? Of beïnvloeden zelfbeeld en depressieve symptomen elkaar in beide richtingen? Masselink onderzocht deze vragen op het niveau van individuele personen. “We wilden namelijk weten of een verandering in zelfbeeld binnen dezelfde persoon leidt tot een verandering in depressieve symptomen”.
Litteken
De resultaten duiden echter niet op een litteken dat door depressie op het zelfbeeld achtergelaten wordt. Masselink: “De onderzoeksresultaten ondersteunen een kwetsbaarheidsmodel. Een laag zelfbeeld hing samen met het ervaren van meer depressieve symptomen op een later tijdstip. Maar we vonden geen significante ondersteuning voor het littekenmodel. Maar de verschillen in ondersteuning voor de twee modellen waren zo klein, dat we niet kunnen stellen dat er duidelijk meer ondersteuning was voor het kwetsbaarheidsmodel dan voor het littekenmodel. Bovendien bleken de effecten klein te zijn”.
Minder tijd met anderen
Ook onderzocht Masselink hoe zelfbeeld, plezier, somberheid, de hoeveelheid sociaal contact, en de wens om alleen te zijn met elkaar samenhangen. “De resultaten laten zien dat een lager zelfbeeld samenhangt met minder plezier en meer somberheid op hetzelfde moment. De resultaten lijken ook te suggereren dat zelfbeeld sterker samenhangt met het ervaren van plezier dan met somberheid. Er is meer onderzoek nodig om vast te stellen of dit daadwerkelijk zo is.
Minder plezier bij lager zelfbeeld
Een lager zelfbeeld en minder plezier ervaren hingen ook samen met minder tijd doorbrengen met anderen, minder sociale interacties en grotere wens om alleen te zijn, wanneer ze gemeten werden op hetzelfde moment. Somberheid hing samen met een grotere wens om alleen te zijn en, in mindere mate dan zelfbeeld en plezier, met meer tijd die alleen doorgebracht werd en minder sociale interacties. We vonden geen overtuigend bewijs dat deze zaken ook betekenisvol met elkaar samenhingen over tijdsperioden van 6 uur.
Samenhang
Masselink: “De resultaten van het onderzoek laten zien dat zelfbeeld, sociale factoren, motivationele factoren, en depressieve symptomen met elkaar samenhangen. Een lager zelfbeeld hangt vrij sterk samen met het ervaren van meer depressieve symptomen. Daarnaast hangen een lager zelfbeeld en meer depressieve symptomen ook samen met minder sociaal contact en een hogere vermijdingsmotivatie. De resultaten suggereren dat een laag zelfbeeld kan leiden tot meer vermijding en meer sociale problemen over een tijdsperiode van meerdere jaren”.
Interessant artikel? Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets!
Mee discussiëren over dit en andere artikelen kan in onze LinkedIn-groep.