Blik op hulp

Opvoedingsonzekerheid vóór de geboorte op te sporen

Opvoedingsonzekerheid vóór de geboorte op te sporen
december 05
10:48 2013
opvoedingsonzekerheid proefschrift marije verhage

Drs. Marije Verhage

Door middel van simulaties is al vóór de geboorte van hun kind te voorspellen welke moeders onzekere opvoeders zullen worden. Dat stelt promovenda Marije Verhage in het proefschrift waarop zij op 6 december aanstaande promoveert aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Verhage: “Het is van belang om zo vroeg mogelijk een idee te hebben van de mate waarin moeders zich zeker voelen ten aanzien van de opvoeding, omdat bekend is dat kinderen van ouders die zich in de opvoeding zelfverzekerd voelen zich meestal beter ontwikkelen dan kinderen van ouders die last hebben van opvoedingsonzekerheid. Natuurlijk is iedere ouder wel eens onzeker. Dat is heel normaal. Het opvoeden van een kind is immers een uitdagende taak. Maar als ouders vaak het gevoel hebben dat ze onzeker zijn over hun eigen capaciteiten als ouder is het belangrijk om hierbij hulp te zoeken. Kinderen van ouders met goede opvoedvaardigheden zijn bijvoorbeeld sociaal vaardiger en presteren beter op school”.

Opvoedingsonzekerheid onderzoeken

Tot nog toe werden opvoedvertrouwen en opvoedingsonzekerheid onderzocht nádat het kind geboren was. Het onderzoek van Verhage richtte zich echter op de periode tussen het begin van de zwangerschap en het eind van het eerste levensjaar van de baby. Zij stelt vast dat moeders in de loop van deze periode steeds minder last van opvoedingsonzekerheid hebben. Met name direct na de geboorte neemt aanwezige opvoedingsonzekerheid snel af, doordat moeders hun eerste concrete ervaringen met hun baby opdoen en zo merken dat er veel is dat zij kunnen.

Het onderzoeken van opvoedingsonzekerheid vóór de geboorte brengt de moeilijkheid met zich mee dat de baby er nog niet is en het daarom met behulp van vragenlijsten en interviews nog erg abstract blijft voor aanstaande moeders. De promovenda gebruikte daarom een simulatie om de mate van opvoedingsonzekerheid bij deze vrouwen vast te stellen. Zij kregen babygeluiden te horen en werden vervolgens gevraagd een gesimuleerde baby te troosten. Bij een deel van de vrouwen die daar niet in slaagden, kon op basis van deze observaties voorspeld worden welke moeders na hun bevalling het meest last hadden van opvoedingsonzekerheid wanneer hun kind een lastig temperament had. Verhage: “Simulaties van hoe het is om een ‘lastige’ baby te hebben, kunnen dus helpen om vroegtijdig vast te stellen wie extra gevoelig is voor opvoedingsonzekerheid. Aanstaande ouders kunnen daarmee wellicht in de toekomst ontdekken of zij op dit punt extra ondersteuning kunnen gebruiken”.

Praktische toepassing

Maar betekent dat dan dat er ook screeningsinstrumenten ontwikkeld gaan worden die door consultatiebureaus, CJG’s en hulpverleningsorganisaties ingezet kunnen worden om opvoedingsonzekerheid bij alle aanstaande moeders vroegtijdig op te sporen? “Vooralsnog niet”, zegt Verhage. “Het onderzoek was bedoeld om aan te tonen dat er al prenataal verschillen zijn in de verwachtingen van aanstaande moeders met betrekking tot hun ouderschapscapaciteiten en dat die prenatale verschillen voorspellend zijn voor de mate van opvoedingsonzekerheid na de geboorte van hun kind. Op dit moment hebben we dus aangetoond dat hierin al verschillen zijn voor de geboorte van het eerste kind. Hoe we daarop kunnen interveniëren is meer een vervolgstap. Mensen kunnen in geval van opvoedingsonzekerheid natuurlijk wel altijd aankloppen bij professionals. In de regel kunnen die daar prima mee uit de voeten”.

Interessant artikel? Meld je dan nu aan voor onze nieuwsbrief!

Soortgelijke artikelen