
Het aantal plaatsingen van jeugdigen in gezinshuizen is de afgelopen twee jaar toegenomen, en ook het aantal gezinshuizen neemt toe. Deze feiten publiceerde het Gezinspiratieplein, een kennisplatform voor gezinnen met inhuisgeplaatste jeugdigen, afgelopen maand in hun factsheet “Gezinshuizen”.
Gezinshuizen: tussen pleegzorg en leefgroep
Gezinshuizen zijn een vorm van jeugdhulp, waarbij een jeugdige (0-23 jaar) tijdelijk of langdurig wordt opgenomen in het eigen gezin van een gezinshuisouder. Bij veel van de jeugdigen in gezinshuizen is er sprake van complexe en meervoudige problematiek. Door bijvoorbeeld problematiek in hun eigen gezin hebben sommige jeugdigen een onveilige hechting ontwikkeld en zijn getraumatiseerd. Daarnaast zijn er ook veel jeugdigen met een verstandelijke beperking en psychiatrische problemen, zoals autisme. Een aantal gezinshuisouders specialiseert zich in bepaalde problematiek, zodat zij hier specifieke behandeling voor kunnen toepassen.
Het verschil met pleegzorg is dat in gezinshuizen minstens één van beide ouders een professionele opvoeder is en hiervoor betaald krijgt. Het voordeel is dat het kind op deze manier in een normaal gezinssysteem opgroeit, maar tegelijk waar nodig professionele begeleiding krijgt. Het grote verschil met een leefgroep is dat bij een gezinshuis één professional 24 uur per dag, 7 dagen in de week aanwezig is, in tegenstelling tot verschillende professionals die elkaar afwisselen. Dit plaatst een gezinshuis tussen pleegzorg en leefgroepen in.
Minder plaatsingen in residentiële instellingen
De factsheet laat zien dat er ten opzichte van 2012 meer jeugdigen in gezinshuizen zijn geplaatst. In 2012 waren dit nog 1677 jeugdigen, in 2014 is dit aantal toegenomen tot 1728. Dit aantal zal de komende jaren vermoedelijk blijven toenemen, gezien het feit dat gemeenten sinds 2015 verplicht zijn om jeugdigen die uit huis worden geplaatst onder te brengen bij een pleeggezin of een gezinshuis, en niet meer in een residentiële instelling. Gemeenten mogen jeugdigen alleen nog in een residentiële instelling plaatsen wanneer een vervangende gezinssituatie ofwel niet mogelijk is, ofwel niet in het belang van de jeugdige ligt.
Het aantal gezinshuizen is in 2014 met ruim 22% gestegen ten opzichte van 2012. Dit biedt meer plaatsen voor jeugdigen die uit huis worden geplaatst om in een gezinshuis te worden opgenomen. De stijging van het aantal in gezinshuizen geplaatste jeugdigen en de daling van het aantal indicaties voor AWBZ met verblijf of residentiële jeugdzorg tonen aan dat er relatief vaker naar gezinshuizen verwezen wordt om de noodzakelijke zorg voor jeugdigen te realiseren.