
De afgelopen jaren vonden er in Nederland en daarbuiten meerdere strafzaken plaats waarin gedragsdeskundigen een verdachte diagnosticeerden met een autisme spectrum stoornis die relevant zou zijn voor de totstandkoming van het delict. Autisme vormt geen uitzondering meer op het palet van stoornissen zoals die tegenwoordig opgetekend worden door Nederlandse pro Justitia rapporteurs. Ook in de forensisch-psychiatrische literatuur zijn gedetailleerde gevalsbeschrijvingen te vinden, met name van mensen met het syndroom van Asperger die atypische en soms gewelddadige misdaden pleegden.
Rapporteurs
Hilde Tjeerdema zocht in haar proefschrift een antwoord op de vraag hoe relaties tussen autistische aandoeningen en delinquentie tot stand komen in de onderzoeken van Nederlandse pro Justitia rapporteurs. Deze onderzoeken werden onder andere in het Pieter Baan Centrum verricht. Zij beschrijft hoe de relatie tussen het syndroom van Asperger en delinquentie een object van onderzoek werd en hoe voorbeeldportretten hierin een sleutelrol vervulden. Verder analyseert zij de manieren waarop forensische gedragsdeskundigen in hun rapporten relaties leggen tussen het syndroom van Asperger en delinquentie; wat voor soort verhalen zijn er te vinden in deze rapporten? Hoe komt een redenering van stoornis naar delict tot stand en welke dilemma’s ervaren de deskundigen hierbij zelf?
Autisme en criminaliteit
Wetenschappers blijken verdeeld over de vraag of autisten meer dan niet-autisten delinquent gedrag vertonen. Tjeerdema: “Kwantitatief onderzoek geeft hierover geen uitsluitsel. Ook gevalsbeschrijvingen en theoretische beschouwingen leveren niet één specifieke verklaring voor de veronderstelde relatie. Dit roept de vraag op of er wel een gezamenlijke noemer bestaat waaronder we deze gevallen kunnen scharen. Bestaat er zoiets als een geschiedenis van associaties tussen het syndroom van Asperger en delinquentie?”
Frictie
Er bestaat volgens de onderzoekster ook de nodige frictie tussen verschillende tradities van kennisverwerving door de menswetenschappen en de daarbij behorende mensbeelden. Er blijkt wrijving te bestaan tussen enerzijds de veronderstelde chronologische manier van rapporteren – van diagnostiek naar doorwerking naar aanbeveling – en anderzijds de soms praktische, niet-chronologische strategieën van schrijven. Tjeerdema: “Er is een fundamentele mismatch tussen epidemiologische data en het ene geval waarover de experts rapporteren. Dit alles vereist van rapporteurs vakmanschap in het creëren van een zekere laveerruimte tussen schurende domeinen. Ik betoog dat de logica van, wat rapporteurs metaforisch uitleggen als ‘paden volgen’, ‘een verhaal maken’ en ‘lijntjes vastknopen’, valt te begrijpen als een lokaal gesitueerde rationaliteit die tegemoetkomt aan deze vereiste.”
Medisch dossier
Het blijkt onder meer dat de structuur van pro Justitia rapportages in algemene zin de logica van een medisch dossier volgt waarbij algemene observaties, fysieke en gedragskenmerken voorafgaan aan de formele diagnose. Tjeerdema: “Omdat bij het leeuwendeel van de autistische verdachten al in de kindertijd een ontwikkelingsstoornis is gediagnosticeerd en omdat de rapporteurs pas gaandeweg het rapport diagnostische overwegingen te berde brengen, lijkt de aanloop naar die overwegingen nogal eens kunstmatig en onnodig formalistisch.”
Het overwegen van alternatieven blijft volgens Tjeerdema ook vrijwel achterwege. “Voor het overdenken van eigen potentiële denkfouten geeft het format evenmin ruimte terwijl dit de analyse zou versterken”, zo betoogt zij in haar proefschrift. Zij pleit in dit verband dan ook voor meer transparantie en navolgbaarheid door het constructiewerk van rapporteurs zichtbaarder te houden dan nu vaak het geval is.
Interessant artikel? Meld je dan nu aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets!
Meediscussiëren over dit artikel kan in onze LinkedIn-groep.