Foto: Camp ASCCA (CC BY-NC-ND 2.0)

Psychiater Jannelien Wieland en Gz-psychologen Erica Aldenkamp en Annemarie van den Brink pleiten op basis van hun ervaringen met zwakbegaafde GGz-patiënten voor een passende behandeling van deze mensen in de reguliere GGz. Daar blijken echter de nodige haken en ogen aan te zitten. Om behandelaars van de kennis te voorzien die daarvoor nodig is, schreven zij het boek “Behandeling van mensen met een laag IQ in de GGz“. Blik op hulp sprak met de auteurs over deze bijzonder kwetsbare doelgroep en hun boek.
Kun je eens een voorbeeld geven dat illustreert hoe zwakbegaafde mensen tussen de wal en het schip vallen?

Drs. Erica Aldenkamp
“Je ziet dat patiënten met grote regelmaat van het kastje naar de muur gestuurd worden. We denken bijvoorbeeld aan een man die werd verwezen naar de poli+, waar wij werken, die al een hele tijd had gewacht voordat hij met forse angstklachten eindelijk naar de huisarts ging. Bij hem was ooit een IQ van 78 gemeten. De huisarts verwees hem door naar de geestelijke gezondheidszorg in de buurt, om daar een Basis GGZ traject in verband met vermoedelijke paniekklachten te volgen. Na een tijdje op de wachtlijst te hebben gestaan werd hij uitgenodigd voor een intakegesprek. Direct na het intakegesprek echter, werd geconcludeerd dat de behandeling voor deze man niet mogelijk was, vanwege zijn lage intelligentie. De geestelijke gezondheidszorg verwees hem terug naar de huisarts met het advies om hulp te zoeken binnen de zorg voor mensen met een verstandelijk beperking. Daar gaven ze aan – na wederom het doorlopen van een wachtlijst – geen behandeling te kunnen bieden maar wel een paar uur begeleiding. De betreffende man is inmiddels een aantal maanden en twee intakegesprekken verder. Hij had van die intakegesprekken niet alles begrepen en had geen idee wat er zou gaan gebeuren. Zijn angstklachten waren in de tussentijd toegenomen. Hij ging al een aantal weken niet meer naar zijn werk. De huisarts had na wat zoekwerk een gespecialiseerd centrum in de geestelijke gezondheidszorg gevonden, waar expertise was op het gebied van het behandelen van psychiatrische stoornissen bij patiënten met een lagere intelligentie. Helaas woonde de patiënt op de verkeerde plek. Het betreffende centrum, dat op drie kwartier reisafstand van zijn huis lag, behandelde geen patiënten uit zijn postcodegebied. Meneer vond het zelf sowieso ook al geen goed idee: hij was bang om te reizen en had er het geld niet voor.
Dat soort situaties is helaas schering en inslag in de praktijk.”
Waarom gaat dat dan op die manier? behandelaren zien deze groep patiënten toch al best veel? Weten ze dan niet wat er nodig is?
“In Nederland bestaan een aantal gespecialiseerde centra in de geestelijke gezondheidszorg, waar patiënten behandeld worden die kampen met psychiatrische problemen en een verstandelijke beperking. De groep zwakbegaafde patiënten is in deze centra groot: al snel zo’n 15% van de Nederlandse bevolking heeft een IQ onder de 85. Dat zie je dan ook terug in de patiëntenpopulatie in die gespecialiseerde centra. Maar deze mensen voelen zich niet altijd thuis in de wereld van mensen met een verstandelijke beperking. Tegelijkertijd kunnen ze ook niet goed terecht in de reguliere geestelijke gezondheidszorg. Steeds meer behandelaren beseffen dat, maar vinden het ook moeilijk om zwakbegaafde mensen in hun praktijk te herkennen en ze een passende behandeling te bieden. Daardoor voelen ze zich tekort schieten en wordt er vaak snel doorverwezen. Wij denken dat de psychische klachten van tenminste een belangrijk deel van de zwakbegaafde patiënten behandeld kunnen worden in de reguliere centra. Daar is wel voor nodig dat behandelaren vanaf de start een aantal aanpassingen doorvoeren in de behandeling. Gezien de grootte van deze groep patiënten lijkt dat ook een logische keuze. Behandelaren moeten daarvoor wel toegerust en gefaciliteerd worden. In de opleidingen wordt hier doorgaans weinig aandacht aan besteed. Hoe moeten zij dan weten welke aanpassingen de zorg voor hun zwakbegaafde patiënt beter maakt?”
15% van de Nederlandse bevolking is zwakbegaafd? Serieus? Is echt één op de zes à zeven Nederlanders verstandelijk beperkt? Hoe kan het dat dan aantal zo hoog is?

Drs. Annemarie van den Brink
“Ja en nee. Het klopt dat 15% van de Nederlanders een IQ onder de 85 heeft. Veruit het grootste deel van deze groep is zwakbegaafd. Het gaat dan om zo’n 80% van de groep mensen. Zij hebben grofweg een IQ tussen de 70-85. De rest heeft een verstandelijke beperking. Zwakbegaafdheid is niet, zoals een verstandelijke beperking, een stoornis. Het is ook geen beperking. Maar het is dus wel een belangrijke kwetsbaarheid en deze kwetsbaarheid is de laatste jaren alleen maar toegenomen.” Zwakbegaafdheid is meer dan alleen een ‘slechte’ score op een IQ-test. Vaak zijn er ook beperkingen in het adaptieve functioneren.
Hoe kan het dat zwakbegaafdheid toeneemt? Worden we dan als bevolking geleidelijk aan minder intelligent?
“Er komen niet meer zwakbegaafde mensen. Maar mensen die meer goed kunnen leren of een lager IQ hebben komen wel steeds vaker in de problemen. Dit heeft onder andere te maken met alle veranderingen in onze maatschappij. Er is bijvoorbeeld steeds minder eenvoudig werk, in het onderwijs zijn er steeds hogere eisen en de toegenomen digitalisering kan voor mensen met een lager IQ heel ingewikkeld zijn. Zwakbegaafde mensen hebben een verhoogd risico op allerlei problemen, waaronder psychische klachten en psychiatrische stoornissen. Psychiatrische stoornissen komen 2 tot 3 keer vaker voor bij zwakbegaafde mensen. Meestal worden ze hiervoor verwezen naar de reguliere GGZ. Daar wordt het lagere IQ echter vaak niet herkend. Hierdoor lopen zwakbegaafde patiënten het risico dat ze een behandeling krijgen die niet passend is.”
Wat is er dan zo ingewikkeld aan het bieden van goede geestelijke gezondheidszorg aan deze mensen?
“Diagnostiek en behandeling hoeft niet ingewikkeld te zijn, maar je moet als behandelaar wel weten wat het betekent om zwakbegaafd te zijn en welke aanpassingen je moet maken in bejegening en communicatie. Ook de manier waarop je de diagnostiek en behandeling aanpakt en organiseert is van belang. Ons boek wil daarbij helpen. Het start dan ook met de herkenning van zwakbegaafdheid bij iemand met psychische klachten. Dat is op dit moment nog wel een probleem. Zwakbegaafdheid wordt vaak niet herkend door behandelaren. Dan is het wel moeilijk om de juiste diagnose te stellen. Bij mensen bij wie het lage IQ wel bekend is, geldt de zwakbegaafdheid vaak als een uitsluitingscriterium voor verdere behandeling. Er is dus enerzijds een grote groep zwakbegaafde patiënten in de GGZ die niet als dusdanig herkend wordt en anderzijds een grote groep die afgewezen wordt in de GGZ omdat hun IQ wél bekend is. Voor beide groepen geldt dat zij op dit moment geen passende behandeling krijgen.”
Op welke manier zou je dan kunnen zorgen dat deze mensen dan wel een goede behandeling kunnen krijgen?

Dr. Jannelien Wieland
In ons boek leggen wij uit dat ten minste een multi-dimensionale blik nodig is om te komen tot een goede beschrijvende diagnose die onder meer ook rekening houdt met de sociale en emotionele ontwikkeling, evenals de praktische vaardigheden van de patiënt. Hoe uitvoerig diagnostiek moet zijn hangt af van de complexiteit, ernst en interactie van de psychiatrische stoornis en de zwakbegaafdheid. Wij willen bij de diagnostiek en de behandeling benadrukken dat je als behandelaar in principe de bestaande richtlijnen en protocollen volgt! Maar de manier waarop de richtlijnen en protocollen ingezet worden, die verschilt. Dat is immers afhankelijk van en aangepast aan de patiënt. Zwakbegaafde mensen kunnen bijvoorbeeld moeite hebben met zelfreflectie en het opnemen en onthouden van nieuwe informatie. Daar moet je als behandelaar rekening mee houden. Als je dat vervolgens doet binnen de kaders van de geldende protocollen en richtlijnen, dan noemen wij dat ‘geprotocolleerd maatwerk’.”
Welke adviezen zou je de lezers van Blik op Hulp die met deze doelgroep werken vooral mee willen geven?
Ten eerste is het belangrijk dat je als behandelaar oog hebt voor het feit dat je patiënt zwakbegaafd kan zijn. Vraag daarom bijvoorbeeld altijd naar de school- en werkcarrière van je patiënt! Let ook op de manier waarop hij of zij taal gebruikt en begrijpt. Wanneer er alleen al een vermoeden is van zwakbegaafdheid, dan kunt je meteen je communicatie aanpassen. Daarmee geef je zwakbegaafde patiënten de gelegenheid om meer regie te voeren over het verloop van het hulpverleningsproces. Zo wordt het ook makkelijker om een goede diagnose te stellen en de juiste behandeling te indiceren
Daarnaast is het vanaf het begin belangrijk om zowel in je bejegening als in je gespreksvoering rekening te houden met de mogelijkheden van je patiënt. Geef in de bejegening bijvoorbeeld ruimte om te wennen. Mensen zijn soms ver buiten hun comfort-zone wanneer ze in je spreekkamer zitten. Voorkom betutteling, praat niet met een ander over het hoofd van de patiënt heen. Vermijd in de gespreksvoering ook het gebruik van vakjargon. Je patiënt heeft waarschijnlijk geen flauw idee over wat er bedoeld wordt met termen als ‘eHealth’, ‘intake gesprek’ en overziet ook het verschil tussen een psychiater en een psycholoog niet. Dat zijn een aantal tips maar in het boek staan er uiteraard veel meer en meer uitleg. Anders hadden we er tenslotte geen boek over hoeven schrijven…”
Interessant artikel? Meld je dan aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets!
Mee discussiëren over dit artikel? Dat kan in onze LinkedIn-groep!