
De inlevingsproblemen van kinderen met een autismespectrumstoornis (ASS) kunnen invloed hebben op hun vaardigheden in taalbegrip. Dat blijkt uit promotieonderzoek van Jessica Overweg aan de Rijksuniversiteit Groningen.
Sociale communicatie
Kinderen met een autismespectrumstoornis hebben problemen in de sociale communicatie en interactie. Deze problemen komen waarschijnlijk deels doordat zij zich moeilijk kunnen inleven in wat iemand anders denkt, ziet, weet of voelt. Overweg heeft onderzocht of kinderen met ASS ook moeite hebben met taalbegrip door inlevingsproblemen. Voor een goed taalbegrip moet je als luisteraar je kunnen verplaatsen in de spreker. Dit is bijvoorbeeld nodig voor het begrip van de persoonlijke voornaamwoorden ik en jij. Stel dat een collega zegt: James zei: “Jij hebt de prijs gewonnen”. Om erachter te komen naar wie jij verwijst, is het nodig om het perspectief van de huidige spreker (de collega) te verruilen voor dat van de oorspronkelijke spreker (James). Zonder deze perspectiefwissel denkt de luisteraar de prijs gewonnen te hebben, terwijl de collega het voornaamwoord jij gebruikt om naar zichzelf te verwijzen. Om deze perspectiefwissel te kunnen maken, moet je je kunnen verplaatsen in de spreker.
Perspectiefwissel
Overweg onderzocht of kinderen met kenmerken van autisme moeite hebben met het begrip van verschillende soorten taaluitingen waarbij een perspectiefwissel nodig is, waaronder het begrip van de persoonlijke voornaamwoorden “ik” en “jij”. De verwijzing van deze voornaamwoorden is afhankelijk van wie de spreker is en wie de luisteraar. Deze rollen wisselen telkens in een gesprek, waardoor de verwijzing van een voornaamwoord ook wisselt. Wanneer een kind zegt ‘Ik wil een koekje’, dan verwijst ik naar het kind. Wanneer de moeder antwoordt ‘Ik denk het niet’, dan verwijst ik naar de moeder. Hele jonge kinderen draaien deze voornaamwoorden weleens om. Als spreker verzuimen ze om van perspectief te wisselen en gebruiken ze “ik” om te verwijzen naar een ander (bijvoorbeeld door hun moeder ik te noemen) of gebruiken ze jij om naar zichzelf te verwijzen (bijvoorbeeld in de uiting ‘Mama, jij hebt in je luier geplast’). Kinderen met ASS, en met name kinderen met ASS met een lage intelligentie, draaien deze voornaamwoorden vaker en ook gedurende een langere periode om dan kinderen zonder ASS.
Directe en indirecte rede
Als een spreker de uiting van iemand anders wil rapporteren, dan kan dat in directe rede of in indirecte rede. In de directe rede wordt er dan gezegd: ‘James zei: “Jij hebt de prijs gewonnen”’. In de indirecte rede wordt dat: ‘James zei dat ik de prijs gewonnen heb’. In indirecte rede verwijst “ik” naar de spreker. Om erachter te komen naar wie jij in directe rede verwijst, is het nodig dat de luisteraar het perspectief van de huidige spreker verruilt voor dat van de oorspronkelijke spreker, in het voorbeeld hierboven moet dus van perspectief geruild worden met James. Wanneer de luisteraar deze perspectiefwissel niet maakt, dan zal hij denken dat “jij” naar zichzelf verwijst in plaats van naar de spreker. De luisteraar interpreteert dan “jij” in directe rede op dezelfde manier als “jij” in indirecte rede. Bij de interpretatie van “ik” en “jij” in directe rede, hebben kinderen moeite om van perspectief te wisselen, maar kinderen met ASS hebben daar nog meer moeite mee dan kinderen zonder autisme. Als gevolg hiervan zullen ze voornaamwoorden omdraaien en “ik” als “jij” en “jij” als “ik” interpreteren.
Ironie
Ook is zo’n verandering van perspectief bijvoorbeeld nodig voor het begrip van idiomatische en ironische uitdrukkingen. Kinderen met ASS vinden de figuurlijke betekenis van dit soort uitdrukkingen lastig en nemen ze daarom vaak letterlijk. Ze begrijpen bijvoorbeeld niet dat met een idiomatische uitdrukking zoals ‘Ik heb vlinders in mijn buik’, de spreker niet letterlijk bedoelt dat hij vlinders in zijn buik heeft, maar dat hij verliefd is. Waarschijnlijk staat de moeilijkheid om zich als luisteraar te verplaatsen in de spreker het begrip in de weg van de figuurlijke betekenis, namelijk dat de spreker verliefd is. Zonder de vaardigheid van perspectief nemen zal een kind met ASS niet zoeken naar deze figuurlijke betekenis.
Taalbegrip
Het onderzoek van Overweg laat zien dat kinderen met ASS moeite hebben met taalbegrip, deels door inlevingsproblemen. Dit betekent dat de inlevingsproblemen van kinderen met ASS niet alleen invloed hebben op hun vaardigheden in sociale communicatie en interactie, maar ook op hun vaardigheden in taalbegrip. Het is dus belangrijk dat er in de toekomst, in de hulpverlening of op school, meer aandacht wordt besteed aan het taalbegrip van kinderen met ASS.
Interessant artikel? Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets!
Mee discussiëren over dit en andere artikelen kan in onze LinkedIn-groep.