
Begeleiders zijn belangrijk bij de ondersteuning van leefstijlgedrag en gezond leven van mensen met een (licht) verstandelijke beperking. Maar het is nog onduidelijk in hoeverre en op welke manieren de begeleider hun leefstijlgedrag beïnvloedt en of dit ook verbeterd kan worden. Mariël Willems deed daar onderzoek naar. Zij concludeert dat gedragsveranderingstechnieken door begeleiders vaak niet bewust ingezet worden. Ook worden niet de meest veelbelovende technieken ingezet.
Technieken voor gedragsverandering
Willems onderzocht welke gedragsveranderingstechnieken zijn gebruikt om leefstijlgedrag van mensen met een verstandelijke beperking te veranderen. Zij selecteerde 41 leefstijlinterventies die waren gericht op fysieke activiteit, voeding of op beide. Er waren interventies voor alle maten van verstandelijke beperking, zowel licht-matig als (zeer) ernstig. De interventies werden op veel verschillende plekken uitgevoerd, bijvoorbeeld op school, op dagbesteding of op de woonlocatie. Ook de duur en intensiteit van de interventies varieerde, van een week tot twee jaar en qua intensiteit van iedere dag tot maandelijks.
Niet bewust ingezet
Gedragsveranderingstechnieken werden in alle interventies gebruikt. Het geven van informatie over de consequenties van gedrag in het algemeen en het bieden van sociale ondersteuning waren bijvoorbeeld veelvoorkomende technieken in de literatuur over gedragsverandering bij mensen met een (L)VB. In de literatuur werden de gedragsveranderingstechnieken werden echter meestal niet specifiek als techniek genoemd in de tekst, maar werden ze door de onderzoekers geïdentificeerd in de artikelen. Willems: “Dat kan betekenen dat de gedragsveranderingstechnieken niet bewust werden ingezet. Er blijkt dus nog verbetering nodig van leefstijlinterventies, evenals verder onderzoek naar leefstijlverbetering en het gebruik van gedragsveranderingstechnieken bij mensen met een verstandelijke beperking”.
Consensus over kansrijkheid
Willems vroeg professionals in de verstandelijk gehandicaptenzorg ook welke gedragsveranderingstechnieken zij geschikt vinden om leefstijlgedrag bij mensen met een licht verstandelijke beperking te veranderen. Van de in de literatuur gevonden technieken vonden ze 24 technieken geschikt en één techniek ongeschikt. De techniek die ze vanwege het niet voldoende aansluiten bij de kenmerken van een licht verstandelijke beperking ongeschikt achtte was het stimuleren van de cliënt om na te denken over hoe hij zich zou voelen als hij het beoogde leefstijlgedrag niet zou vertonen en of hij daar spijt van zou krijgen. De vijf technieken waarover consensus bestond dat die het meest kansrijk zouden zijn, waren:
- Nadenken met de cliënt over mogelijke problemen en oplossingen voor leefstijlgedrag;
- Aanmoedigen van de cliënt om deeltaken voor leefstijlgedrag te bedenken;
- Belonen van de cliënt voor vooruitgang richting het doel;
- Middels een coach de cliënt helpen met behulp van motiverende gespreksvoering. Hierbij gaat het om een specifieke methode. De coach gaat met de cliënt in gesprek over het leefstijlgedrag van de cliënt en helpt hem om na te denken over wat hij wil of belangrijk vindt;
- Aanmoedigen van cliënten om leefstijlgedrag te plannen.
Vervolgens vergeleek Willems deze kansrijke technieken met de technieken die in de praktijk daadwerkelijk toegepast werden.
Mismatch met de praktijk
Uit de observaties van Willems bleek dat 21 verschillende gedragsveranderingstechnieken werden gebruikt. De meest gebruikte technieken waren:
- De cliënt vertellen wat anderen van het leefstijlgedrag vinden, bijvoorbeeld wat de begeleider van het leefstijlgedrag vindt;
- De cliënt helpen om zichzelf als rolmodel te zien, bijvoorbeeld doordat de begeleider aan de cliënt vraagt hoe iets moet: hij/zij is de ‘expert’;
- Het belonen van de cliënt voor de uitvoering van het leefstijlgedrag, bijvoorbeeld middels een compliment;
- Aanmoedigen van de cliënt om doelen over leefstijlgedrag te evalueren, bijvoorbeeld doordat de begeleider de cliënt vraagt of het lukt en hoe het gaat met de uitvoering van het gedrag;
- Uitleggen hoe de cliënt het leefstijlgedrag moet uitvoeren.
Willems stelt vast dat wat begeleiders in de praktijk doen dus niet overeenstemt met de technieken waarover de consensus was dat die de meeste kans van slagen hadden: “Dit zijn andere technieken dan de technieken, die uit het eerdere onderzoek naar voren kwamen. In de praktijk gebruiken begeleiders gedragsveranderingstechnieken, maar nog lang niet altijd de meest veelbelovende”. De onderzoekster stelt daarnaast vast dat ook een nieuw ontwikkelde training uitkomst lijkt te bieden om begeleiders te helpen bij het plannen van gedragsveranderingen ten aanzien van de leefstijl van hun cliënten.
Interessant artikel? Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets!
Mee discussiëren over dit en andere artikelen kan in onze LinkedIn-groep.