
De moeite die mensen met autisme hebben met het begrijpen van taal wordt deels veroorzaakt doordat zij het moeilijk vinden om zich in de ander te verplaatsen. Daarnaast lijkt er echter ook sprake te zijn van een beperkt taalbegrip. Maar dat blijkt een misvatting. Volgens Sophieke Koolen, die op 14 februari aanstaande promoveert aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, verbetert het taalbegrip van mensen met autisme als hen gezegd wordt waarop ze moeten letten. “Het is dus geen taalprobleem, maar een aandachtsprobleem”, aldus de promovenda.
Monitoring en taalbegrip
Onderzoek bij volwassenen zonder kenmerken van autisme maakt steeds duidelijker dat bij taalbegrip het verschijnsel ‘cognitieve controle’ een belangrijke rol speelt. Cognitieve controle houdt onder meer aandacht en concentratie in, en omvat ook het specifieke aspect dat zij onderzocht, namelijk het verschijnsel “monitoring”. Koolen: “Dat is het controleren of de informatie die je binnen krijgt, overeenkomt met wat je verwacht. Je hoort of leest iets, en zo lang daar niks merkwaardigs in gebeurt, ben je je er niet van bewust dat je iets controleert. Maar zie je bijvoorbeeld een tikfout, dan zorgt monitoring ervoor dat je even met extra aandacht naar de tekst kijkt, om te zien of die wel klopt”.
Cognitieve controle en autisme
De onderzoekster wilde weten of monitoring ook een rol speelt bij het taalbegrip van mensen met autismespectrumstoornis. Ze onderzocht dat in twee experimenten. In het ene liet ze proefpersonen zinnen lezen die een onwaarschijnlijke gebeurtenis schetsen. Bijvoorbeeld: De fotograaf die voor het model poseerde werkte voor het tijdschrift. Eerst vroeg ze hen simpelweg te lezen wat er stond, vervolgens werd soortgelijk materiaal aangeboden met de instructie om op de waarschijnlijkheid van de beschreven gebeurtenis te letten. Intussen werden via hersenmetingen de specifieke hersensignalen voor cognitieve controle in kaart gebracht.
Let op!
Bij mensen met autisme waren in de “vrij lezen-groep” nauwelijks signalen te zien van cognitieve controle. Bij de controlegroep waren die signalen wel zichtbaar. In de “gerichte instructie-conditie” was bij mensen met autisme een reactie te zien die vergelijkbaar was met die van de controlegroep. Koolen: “Als de mensen met ASS gevraagd werd om specifiek ergens op te letten, lukte hen dat. Er was dus geen sprake van een verstoord taalbegrip, maar van een gebrek aan cognitieve controle”.
Hoe complexer, hoe lastiger
In het tweede experiment werd de proefpersonen eerst gevraagd om in simpele zinnen te letten op mogelijke grammaticale fouten. Een zin die daarin voorkwam was bijvoorbeeld “De hond die naar de voetgangers blaften was van de buurman”. De reactietijden van de mensen met autisme en de andere proefpersonen bleken ongeveer gelijk.
Vervolgens werd gevraagd om niet alleen op grammaticale fouten, maar ook op spelfouten te letten. Dan kregen mensen bijvoorbeeld zinnen te zien als “De hond die naar de voetgangers blefte was van de buurman”. Dat leidde tot een toename in de reactietijden van de ASS-proefpersonen, maar niet van de gezonde proefpersonen.
Kortom: ook mét een gerichte instructie zijn er grenzen aan de cognitieve controle van mensen met autisme. Hoe complexer de taak, hoe moeilijker het wordt om nog goed te monitoren.
Eén functie is geen functie
Koolen: “Deze onderzoeksresultaten zijn van belang voor behandelaren. Het idee dat het taalbegrip van mensen met autisme sowieso beperkt is, moet van tafel. Hun taalbegrip kan beter, mits ze daar hun aandacht op richten. Misschien is dat te trainen, dat moet nog nader onderzocht worden”.
Ook voor de neuropsychologische diagnostiek, niet alleen van autisme, maar ook van andere neuropsychologische aandoeningen, zijn de resultaten van belang. “Nu wordt vaak alleen onderzocht: is er iets mis met de taal, met het geheugen, enzovoort. Mijn onderzoek laat zien dat het ook om een interactie van functies kan gaan. Dus niet: ‘het taalbegrip is verstoord’, maar: ‘het taalbegrip van deze mensen is minder effectief zo lang de cognitieve controle niet “aan” staat'”.
De titel van Sophieke Koolen’s proefschrift is “Understanding language in autism spectrum disorder. The role of cognitive control”. De verdediging ervan vindt plaats op vrijdag 14 februari 2014 aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.