
Een kind met bijvoorbeeld het syndroom van Down, met een zichtbare handicap of een begrijpbare aandoening, kan doorgaans op meer sympathie rekenen dan een kind met een fors gedragsprobleem. Blik op Hulp interviewde psychiater Michiel Noordzij over dit opmerkelijke verschijnsel. Noordzij spreekt binnenkort op het congres over externaliserende gedragsproblemen over de manier waarop je ook kinderen met gedragsproblemen positief tegemoet kunt treden.
Boosheid
Noordzij: “Bij kinderen met een zichtbare beperking snappen mensen dat zoiets je ongevraagd overkomt. Dat raakt dan ons hart. Maar bij een gedragsproblematisch kind is dat anders. Die doet vaak dat waarvan we hadden afgesproken dat-ie het niet zou moeten doen. Dat verwart ons, want we hadden het toch afgesproken…?! Als een kind iets doet dat echt niet mag, iets naars waarvoor we geen begrip kunnen opbrengen, dan maakt dat ook hulpverleners en leerkrachten vaak boos. Vooral als dat kind schijnbaar ‘feilloos’ onze achilleshiel weet aan te prikken en dat ook nog op het verkeerde moment”.
Handelingsverlegenheid
Gedragsproblemen hebben ook de neiging om professionals en ouders handelingsverlegen te maken. Op school, in de hulpverlening, maar ook thuis word je geconfronteerd met iets waar je meestal niet voor bent opgeleid of voldoende op toegerust. Noordzij: “Het lijkt of je dan alleen kunt kiezen uit zwart of wit: óf heel boos worden en draconische maatregelen bedenken, óf machteloos toezien en de regie verliezen. En meestal levert dat niet de gewenste oplossing. En dat maakt nog bozer. Het is niet makkelijk om daar professioneel bij te blijven…”.
Zo worden we in beslag genomen door de heftigheid die gedragsproblemen met zich meebrengen, zowel bij het kind als bij ons zelf. En het is niet makkelijk om dan voorbij die heftigheid te kijken en vooral erachter. Is het niet gewoon een rotjong, dat stevig aangepakt moet worden en in ieder geval beter opgevoed? Zit er wel iets achter? Noordzij: “Meestal wel! Het heeft vaak te maken met onvermogen om zichzelf goed te reguleren door verschillende oorzaken. Dat kan komen door een aandoening, of een ontwikkelingsachterstand of omgevingsfactoren. En dat vraagt om een adequate analyse en adequaat ingrijpen. Het is zelfs zo dat elke onherkende kinderpsychiatrische aandoening zich vroeg of laat als gedragsprobleem of zelfs -stoornis manifesteert. Ook opvoedingsfactoren spelen een rol. Daar bestaan cursussen en trainingen voor. Maar bedenk eens hoe zwaar het voor ouders is als hun gedragsproblematische kind een onherkende aandoening heeft en zij steeds worden aangesproken op hun ‘opvoeding’! Het is dus van belang dat we als professionele omgeving niet in de valkuil van de heftigheid terecht komen, maar kunnen inschatten wat nodig is om te doen en onszelf daarin trainen. En dat we ouders helpen om de juiste weg in te slaan. Dan professionaliseren we en dat maakt het nemen van afstand tot al die heftigheid minder zwaar”.
Anticiperen
Handelingsverlegenheid komt echter niet alleen voort uit inhoudelijke onbekendheid met wat er gebeurt. Vaak komt het ook voort uit niet anticiperen op de mogelijkheid dat iets gebeurt. “Dan ben je er niet op bedacht”, stelt Noordzij. “Of je hoopte dat het niet zou gebeuren. Of niet nog eens zou gebeuren. Omgekeerd kun je stellen dat je niet alles hoeft te kunnen of te weten. Maar je kunt wel bij bepaalde voortekenen weten wat je dan moet doen. Als je twijfelt of je een kind met een bekend gedragsprobleem mee wilt nemen naar het schoolreisje in de Efteling, is het het makkelijkst om te hopen dat het kind niet uit de bocht vliegt. Je kunt daar met het kind afspraken over maken om vervolgens erg teleurgesteld en boos te zijn als het kind zich daar niet aan bleek te kunnen houden”.
Straffen is een andere mogelijkheid die in het arsenaal van hulpverleners en leerkrachten voorkomt. Als je dreigt met hele erge consequenties, kan dat dan misschien het gedrag van deze kinderen beteugelen? Noordzij: “Ik zeg het nog een keer: je komt dan weer in de valkuil van zwart-wit denken. Dat is al een uiting van machteloosheid en die maakt je nóg machtelozer. Het is in de praktijk vaak veel effectiever om tevoren juist te verwachten dat het niet makkelijk gaat zijn. Als we toch besluiten het kind mee te laten gaan, is het belangrijk om exact aan te geven wat het ongewenste gedrag is en wat je gaat doen als het zich voordoet. Dat kan een tijdelijke time out zijn, zonder dat je direct uit de Efteling vertrekt. Je bent dan dus proactief en iedereen, inclusief het kind, weet exact waar men aan toe is”.
Sinterklaas
Noordzij zet zijn betoog kracht bij met een voorbeeld: “Zo was er het Sinterklaasfeest op een school met kinderen uit vele landen. Proactief bedachten we een time out situatie voor kinderen die het moeilijk vonden om zich aan de tevoren duidelijk gemaakte afspraken te houden. Om het niet als ‘straf’ te verpakken, werd de time out kamer omgedoopt tot ‘een kleiner feestje’. Het werd aangekondigd en consequent toegepast. Het bleek dat iedereen erg benieuwd was wat ‘een kleiner feestje’ inhield. Maar toen we de interventie bij het Kerstfeest wegens succes herhaalden, bleken kinderen eieren voor hun geld te kiezen en was het aantal time out kinderen fors gedaald. De boodschap: houd op met hopen dat het niet gebeurt en neem proactief je maatregelen op een sportieve manier en wees consequent in de toepassing”.
Normaal en abnormaal
Bij vrijwel alle problemen is tijdig signaleren en snel handelen essentieel voor het voorkomen van verdere escalatie. Maar hoe maak je het onderscheid tussen normaal, ontwikkelingsadequaat acting-out gedrag enerzijds en een gedragsprobleem in de dop anderzijds? En wat kun je doen als je vaststelt dat het een startend gedragsprobleem is?
Noordzij: “Merkwaardig genoeg hangt veel af van je eigen werkhouding als professional. Als je vindt dat een kind met een gedragsprobleem beter zou moeten weten en zich maar aan de regels moet houden, zal je de neiging kunnen hebben om het kind aan de bestaande ‘afspraak’ te houden. Dan kom je op een hellend vlak en gaat het mis. Het wordt dan slikken of stikken. Je werkhouding is dan relatief passief en je werkt vanuit frustratie. Je activeert je eigen werkhouding door er in elke situatie vanuit te gaan dat gedragsproblemen zich kunnen voordoen en wat je dan doet. En wat je gaat doen als het niet lukt. Zoiets is normaal als we met vakantie gaan, in een boot de plas op gaan of een auto kopen. Anticiperen zou ook normaal moeten zijn als je professioneel met kinderen omgaat. Gedragsproblemen zijn inmiddels dagelijkse kost.
Timmermansoog
Behalve het repareren van de eigen werkhouding is het ook van belang dat je, in de woorden van Noordzij ‘je timmermansoog gebruikt’ als je naar het kind kijkt: “Je kijkt dan naar het functioneringsniveau van het kind met een gedragsprobleem. Is dat ongeveer op leeftijdsniveau, dan kun je meestal met de geleerde pedagogische vaardigheden uitkomen. Is dat iets lager, dan kun je terecht bij methoden als ‘stickeren’ of PBS, waarbij het gaat om het opbouwen van gewenst gedrag. Is het functioneringsniveau weer lager, dan kun je je toevlucht nemen tot het afbouwen van ongewenst gedrag, zoals in de Echt Wel!-methode. Het antwoord is dus niet gelegen in de sfeer van verschil tussen wel of geen aandoening, maar in het inschatten van wat de juiste benadering van het kind kan zijn. Uiteraard is het op dat pad soms nodig om nader onderzoek te doen”.
Onvermogen
Dat klinkt voor de hand liggend, maar waarom gaat het dan toch nog zo vaak fout tussen leerkrachten, hulpverleners en kinderen met externaliserend gedrag? “Heel direct gezegd zie ik vaak dat de onwil die het kind toont niet kan worden gezien als onvermogen”, zegt Noordzij. “Het is onvermogen om normaal te doen. Als je direct met je timmermansoog zou kijken en zien op welk functioneringsniveau het kind is, kun je vrij snel de aanspreekmodus vinden die bij dit niveau past. En je kunt kiezen of je een normale pedagogische interventie toepast of dat je over moet gaan tot een meer methodische aanpak, zoals het opbouwen van gewenst gedrag, of het afbouwen van ongewenst gedrag. Je werkhouding is dan veel actiever”.
Lol in je werk
“Na vele jaren van advisering en training van ouders en docenten over de aanpak van kinderen en jongeren met gedragsproblemen, zie ik steeds meer de noodzaak hierbij goed beslagen ten ijs te komen”, vat Noordzij de essentie van zijn zienswijze samen. “Het lijkt of gedragsproblemen meer voorkomen. Ik zie vaak forse handelingsverlegenheid op scholen, ook voor speciaal onderwijs. En dat komt eigenlijk ook door een gebrek aan professionele scholing, of aansturing hierin. Daar staat tegenover dat ik in omgevingen waar men daar echt aandacht aan besteedt ook een meer eensluidende aanpak en meer ‘lol’ in het werk met deze kinderen zie. Het loont echt om dit op te pakken!”. Michiel Noordzij zal in zijn bijdrage aan het congres over externaliserend gedrag ook praktische handvatten bieden voor het omgaan met deze problematiek.

Michiel is kinder- en jeugdpsychiater en heeft meer dan 25 jaar praktijkervaring in het coachen van gezinnen en scholen rond kinderen en jongeren met gedragsproblematiek. Hij is verbonden aan YOEP Onderwijs Zorg BV. Hij is auteur van het boek “Echt Wel!”, waarin hij zijn methode om moeilijker gedragsproblemen aan te pakken beschrijft. Tevens is hij mede ontwikkelaar van het digitaal instrument FunctioneringsProfiel.
Interessant artikel? Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief en mis nooit meer iets!
Mee discussiëren over dit en andere artikelen kan in onze LinkedIn-groep.