Vernederende instituties II: De voedselbank
On 10/02/2015 by Redactie StandardBeelden van de afgelopen maand: lange rijen hongerende mensen wachtend voor de pannen met soep van de gaarkeukens. De hongerwinter van 1944, nu dus 70 jaar geleden, werd herdacht. Mijn moeder was toen 10 jaar en door die televisiebeelden kwamen de verhalen weer naar boven. Ik ken ze goed, die verhalen en ik raak er nog steeds door van slag. Niet omdat ze zo heeft geleden onder de honger of de kou maar vooral omdat ik in al haar verhalen schaamte hoor en voel. Ze schaamde zich voor haar klompen; kinderen met klompen werden achterin de klas gezet. Ze schaamde zich voor het communiejurkje, uitgezocht door de nonnen in het warenhuis van C&A; voor de kerk moet je mooi en schoon zijn. De pijn van het hardhandig ontluizen van haar lange dikke haar viel in het niet bij de pijn van de schaamte ervoor. En natuurlijk schaamde ze zich toen ze in de rij voor de gaarkeuken stond. Ik begreep nooit goed waarom je je voor al die dingen moest schamen, het was toch vooral heel zielig? Ze kon daar toch allemaal niets aan doen? Ze had toch niets verkeerds gedaan?
Ik moest hier weer aan denken toen ik deze week het volgende fragment las van de achttiende eeuwse filosoof en econoom Adam Smith. Hij schrijft: “De arme mens (…) schaamt zich voor zijn armoede. Hij voelt ofwel dat armoede hem buiten het zicht van de mensheid plaatst ofwel dat, als men al enige nota van hem neemt, men nauwelijks enig medegevoel heeft met de miserie en ellende waarin hij verkeert. In beide gevallen wordt hij vernederd.” [1] Dit is wat mijn moeder gevoeld moet hebben toen ze in de ijzige kou in de rij stond te wachten, terwijl haar klasgenootjes in dikke winterjassen langs liepen en haar – goddank – niet groetten.
Op de wachtlijst bij de voedselbank
Dit jaar gaf staatssecretaris Jetta Klijnsma 350.000 euro aan de voedselbank en restaurant Soupalicious om maaltijdsoepen te gaan verstrekken van “overgebleven” groenten. Jarenlang weigerde de overheid geld aan de voedselbanken te geven, maar dit project kan bij de zuinige Klijnsma rekenen op steun omdat het de “verspilling tegengaat.”
Het verschil tussen de gaarkeukens van toen en de voedselbanken van nu wordt daarmee steeds kleiner. Er wordt weliswaar geen waterige soep van vleesafval verstrekt maar soep van afgedankte groenten. En de rij voor de deur is vervangen door een wachtlijst op papier. Voor de gaarkeuken voldeed het om in de rij aan te sluiten maar voor een voedselpakket moet je aan allerlei eisen voldoen en je totale financiële administratie – geordend! – overhandigen. Dan duurt het een tijdje voordat er beslist wordt en dan kom je, als het tegenzit, op de wachtlijst.
Hoe vernederend is dat? Dat je tegen de buurvrouw, naar wie Jetta je in het kader van de participatiesamenleving en om de verspilling tegen te gaan als eerste naartoe stuurt, moet zeggen dat je op de wachtlijst staat van de voedselbank en haar moet vragen of je misschien een oude boterham en wat melk kan krijgen voor je kind? Overdrijf ik? Komt dat in Nederland niet voor?
Was het maar waar.
Dubbele vernedering
In oktober 2014 luidt de voorzitter van de voedselbank Leo Wijnbelt de noodklok omdat er 10.000 kinderen zonder eten naar school gaan en de wachtlijsten dramatisch groeien. Jeugdzorgwerkers, medewerkers van de sociale wijkteams en schuldhulpverleners meldden schrijnende verhalen over mensen die zelfs geen leefgeld meer krijgen omdat de belastingdienst geen rekening wenst te houden met de beslagvrije voet en bankbeslag legt zodat de hele uitkering of het loon wordt ingehouden.[2]
Wijnbelt stelde voor, nadat hij bij Klijnsma bot had gevangen, om geld te vragen uit het Europese voedselhulpprogramma voor de armen. België en Frankrijk krijgen immers ook geld uit dit fonds. Nederland weigert echter al jaren om hiervan gebruik te maken. Daarmee zou je immers maar de indruk wekken dat je weet dat er in je land mensen honger lijden en er duizenden kinderen met een nuchtere maag en een tas vol schaamte naar school gaan. Dit is de dubbele vernedering waar Smith het over heeft: arm zijn én niet gezien en erkend worden als arm. En hoe kijken wij hier over 70 jaar op terug? Sussen wij dan ook ons geweten met dat eveneens door de oorlog beroemd geworden zinnetje: “Wir haben es nicht gewusst”?
[1] Smith, A. The theory of Moral Sentiments. Amherst: Prometheus Books p.71
[2] Verhagen, Linders, & Ham. (2014) Verlossing van schuld en boete. Amsterdam: Van Gennep.
Drs. Carin Wevers is vrijdenker, filosoof, docent aan Zuyd Hogeschool en vaste columnist van Blik op Hulp
De eerste column van Carin over geïnstitutionaliseerde vernedering is hier te vinden.