
Het opvoeden van kinderen is niet altijd even gemakkelijk. Voor ouders met een licht verstandelijke beperking is het opvoeden van hun kinderen complexer dan voor ouders zonder een beperking. Om de kinderen toch goed op te voeden, is het belangrijk dat zij ondersteuning zoeken als dit nodig is.
Ouders met een licht verstandelijke beperking
Uit onderzoek van de Nederlandse overheid bleek in 2007 dat bij 1 op de 3 gezinnen waarbij ten minste één van beide ouders licht verstandelijk beperkt was, sprake was van goed ouderschap. Dat houdt in dat de ouders zelf hun kinderen opvoeden, en dat professionals ook geen noodzaak zien om hen hierbij te ondersteunen. De andere gezinnen waarin ouders met een licht verstandelijke beperking te vinden zijn, het merendeel dus, is gebaat bij ondersteuning, zodat de ontwikkeling van hun kinderen niet bedreigd wordt.
Het vragen om hulp en het accepteren van hulp vormen beschermende factoren. Om ervoor te zorgen dat ouders met een licht verstandelijke beperking hulp zoeken en aannemen bij het opvoeden van hun kinderen, moet er inzicht zijn in de factoren die hierin meespelen. In haar proefschrift “Formal and informal support for parents with mild intellectual disabilities or borderline intellectual functioning: the strenght of connections” beschrijft Marieke Meppelder haar onderzoek naar de invloed van de relatie tussen de hulpverlener en ouders met een licht verstandelijke beperking op het vragen en accepteren van hulp. Haar proefschrift zal ze op 9 december aanstaande verdedigen te Amsterdam.
Relatie met hulpverlener is cruciaal
Uit het onderzoek van Meppelder blijkt dat de relatie tussen ouders met een licht verstandelijke beperking en de hulpverlener cruciaal is. Ouders met een licht verstandelijke beperking zijn eerder geneigd om hulp te vragen als zij een goede relatie hebben met de hulpverlener. Dit geldt vooral voor ouders die geen groot netwerk van vrienden en familie om zich heen hebben, waar zij op terug kunnen vallen. Daarnaast heeft het ook een positieve invloed, als de hulpverlener ervan overtuigd is dat de ouder in staat is om zijn of haar opvoedkwaliteiten te verbeteren.
Hulpverlener moet aanpak aan ouders aanpassen
Ouders met een licht verstandelijke beperking blijken weinig behoefte te hebben aan ondersteuning bij hun opvoedingsvaardigheden. Zij schrijven gedragsproblemen van hun kinderen als gevolg van de kenmerken van hun licht verstandelijke beperking namelijk vaker toe aan het kind zelf, dan aan hun eigen opvoedingskwaliteiten. Dit is een tegenstelling met ouders zonder beperking, die gedragsproblemen van hun kinderen juist vaker toeschrijven aan hun eigen opvoedingsvaardigheden. Om de kans te verhogen dat ouders met een licht verstandelijke beperking hulp aannemen, is het belangrijk dat de hulpverlener zich hiervan bewust is, zodat hij of zij de ondersteuning hierop kan aanpassen. Als de hulpverlener te veel de nadruk legt op de opvoedingskwaliteiten van de ouder, bestaat de kans dat de ouder zich terugtrekt omdat de ouder zichzelf niet in het beeld van de hulpverlener herkent.
Concluderend stelt Meppelder dat het zorgen voor een goede relatie tussen ouder en hulpverlener een voorwaarde is voor het goed kunnen ondersteunen van het gezin, en het kind helpen zich goed te ontwikkelen.
Meer informatie over het werken met ouders met een licht verstandelijke beperking is te vinden op www.watwerktvoorouders.nl